Duits

Uitgebreide vertaling voor geziemend (Duits) in het Nederlands

geziemend:

geziemend bijvoeglijk naamwoord

  1. geziemend (passend)
    correct; juiste
  2. geziemend (passend)
    gepaste
  3. geziemend (schicklich; passend; angemessen)
    netjes; gepast; keurig
  4. geziemend (sittsam; züchtig; dezent; ehrbar)
    kuis; eerbaar; zedig
    • kuis bijvoeglijk naamwoord
    • eerbaar bijvoeglijk naamwoord
    • zedig bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor geziemend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kuis Reinigung; Säuberung
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
correct geziemend; passend akkurat; einsichtsvoll; einwandfrei; fehlerfrei; fleckenlos; genau; gescheit; geschickt; gewissenhaft; gründlich; gut; haargenau; korrekt; makellos; minuziös; ordentlich; peinlich genau; richtig; sachverständig; tadellos; vernünftig
eerbaar dezent; ehrbar; geziemend; sittsam; züchtig angemessen; ansehnlich; brav; dezent; gepflegt; höflich; korrekt; respektabel; sauber; sittsam; tugendhaft; züchtig
gepast angemessen; geziemend; passend; schicklich adäquat; angemessen; entsprechend; geeignet; gemessen; passend; schicklich
keurig angemessen; geziemend; passend; schicklich ansehnlich; einwandfrei; fehlerfrei; fleckenlos; korrekt; makellos; ordentlich; respektabel; säuberlich; tadellos
kuis dezent; ehrbar; geziemend; sittsam; züchtig anständig; fleckenlos; jungfraulich; keusch; rein; sauber; sittsam; unberührt; züchtig
zedig dezent; ehrbar; geziemend; sittsam; züchtig achtenswert; angemessen; anständig; artig; ehrbar; ehrenwert; galant; höflich; ordentlich; schicklich; sittsam; tugendhaft; wohlanständig; wohlerzogen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
netjes angemessen; geziemend; passend; schicklich angemessen; anständig; aufgeräumt; brav; dezent; gebildet; gepflegt; gesäubert; höflich; korrekt; ordentlich; pur; rein; sauber; sittsam; säuberlich; tadellos; tugendhaft; wohlanständig; wohlerzogen; zivilisiert; züchtig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gepaste geziemend; passend
juiste geziemend; passend

Wiktionary: geziemend


Cross Translation:
FromToVia
geziemend bruikbaar; geschikt; doelmatig; gemakkelijk; gepast; passend; betamelijk; toepasselijk; behoorlijk; fatsoenlijk; keurig; voegzaam; welvoeglijk convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose.

geziemen:

geziemen werkwoord (gezieme, geziemst, geziemt, geziemte, geziemtet, geziemt)

  1. geziemen (passen; schicken)
    passen; betamen
    • passen werkwoord (pas, past, paste, pasten, gepast)
    • betamen werkwoord (betaam, betaamt, betaamde, betaamden, betaamd)

Conjugations for geziemen:

Präsens
  1. gezieme
  2. geziemst
  3. geziemt
  4. geziemen
  5. geziemt
  6. geziemen
Imperfekt
  1. geziemte
  2. geziemtest
  3. geziemte
  4. geziemten
  5. geziemtet
  6. geziemten
Perfekt
  1. habe geziemt
  2. hast geziemt
  3. hat geziemt
  4. haben geziemt
  5. habt geziemt
  6. haben geziemt
1. Konjunktiv [1]
  1. gezieme
  2. geziemest
  3. gezieme
  4. geziemen
  5. geziemet
  6. geziemen
2. Konjunktiv
  1. geziemte
  2. geziemtest
  3. geziemte
  4. geziemten
  5. geziemtet
  6. geziemten
Futur 1
  1. werde geziemen
  2. wirst geziemen
  3. wird geziemen
  4. werden geziemen
  5. werdet geziemen
  6. werden geziemen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde geziemen
  2. würdest geziemen
  3. würde geziemen
  4. würden geziemen
  5. würdet geziemen
  6. würden geziemen
Diverses
  1. gezieme!
  2. geziemt!
  3. geziemen Sie!
  4. geziemt
  5. geziemend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor geziemen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
passen Anprobieren; Fußstapfen; Schritte; Tritte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betamen geziemen; passen; schicken
passen geziemen; passen; schicken abgepaßt; abpassen; abzählen; anpassen; anprobieren; ausprobieren; einfügen; gefallen; gelegen kommen; geschikt sein; konvenieren; passen; probieren; rundkommen; schmecken; taugen; zählen