Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. irritierend:
  2. irritieren:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor irritierend (Duits) in het Nederlands

irritierend:

irritierend bijvoeglijk naamwoord

  1. irritierend (ärgerlich; störend; unangenehm; sauer; beschwerlich)
    vervelend; irritant; ergerlijk
  2. irritierend (stechend)
    prikkelend; irriterend

Vertaal Matrix voor irritierend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ergerlijk beschwerlich; irritierend; sauer; störend; unangenehm; ärgerlich
irritant beschwerlich; irritierend; sauer; störend; unangenehm; ärgerlich
prikkelend irritierend; stechend
vervelend beschwerlich; irritierend; sauer; störend; unangenehm; ärgerlich Weitläufig; beschwerlich; einförmig; eintönig; fade; fahl; geistlos; geisttötend; hinderlich; langweilig; lästig; mies; mißvergnügt; mühsam; problematisch; sauer; schlafbringend; schwer; schwerlich; schwierig; unangenehm; unbequem; unzufrieden; verdrießlich; verdrossen; weitschweifig; ärgerlich; öde; übler Laune
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
irriterend irritierend; stechend

Synoniemen voor "irritierend":


Wiktionary: irritierend

irritierend
adjective
  1. in hoge mate vervelend

irritieren:

irritieren werkwoord (irritiere, irritierst, irritiert, irritierte, irritiertet, irritiert)

  1. irritieren (auf die Nerven gehen; ärgern; stören; )
    irriteren; op de zenuwen werken; vervelen
    • irriteren werkwoord (irriteer, irriteert, irriteerde, irriteerden, geïrriteerd)
    • vervelen werkwoord (verveel, verveelt, verveelde, verveelden, verveeld)
    ergeren
    – iets doen wat hij vervelend vindt 1
    • ergeren werkwoord (erger, ergert, ergerde, ergerden, geërgerd)
      • ik erger hem met die muziek1

Conjugations for irritieren:

Präsens
  1. irritiere
  2. irritierst
  3. irritiert
  4. irritieren
  5. irritiert
  6. irritieren
Imperfekt
  1. irritierte
  2. irritiertest
  3. irritierte
  4. irritierten
  5. irritiertet
  6. irritierten
Perfekt
  1. habe irritiert
  2. hast irritiert
  3. hat irritiert
  4. haben irritiert
  5. habt irritiert
  6. haben irritiert
1. Konjunktiv [1]
  1. irritiere
  2. irritierest
  3. irritiere
  4. irritieren
  5. irritieret
  6. irritieren
2. Konjunktiv
  1. irritierte
  2. irritiertest
  3. irritierte
  4. irritierten
  5. irritiertet
  6. irritierten
Futur 1
  1. werde irritieren
  2. wirst irritieren
  3. wird irritieren
  4. werden irritieren
  5. werdet irritieren
  6. werden irritieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde irritieren
  2. würdest irritieren
  3. würde irritieren
  4. würden irritieren
  5. würdet irritieren
  6. würden irritieren
Diverses
  1. irritiere!
  2. irritiert!
  3. irritieren Sie!
  4. irritiert
  5. irritierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor irritieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ergeren auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern
irriteren auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern
op de zenuwen werken auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern
vervelen auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern langweilen

Synoniemen voor "irritieren":


Wiktionary: irritieren

irritieren
verb
  1. op onaangename wijze prikkelen