Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: krachen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: krachen

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

krachen:
- dreunen; denderen; daveren; knallen
Krachen:
- kraken
Wiktionary:
- krachen → neerstorten, knallen, knappen, kraken
- Krachen → gekraak, knal

Duits

Uitgebreide vertaling voor krachen (Duits) in het Nederlands

krachen:

krachen werkwoord (krache, krachst, kracht, krachte, krachtet, gekracht)

krachen (dröhnen)
dreunen; denderen; daveren
- dreunen werkwoord (dreun, dreunt, dreunde, dreunden, gedreund)
- denderen werkwoord (dender, dendert, denderde, denderden, gedenderd)
- daveren werkwoord (daver, davert, daverde, daverden, gedaverd)
krachen (knallen; bumsen; schmettern; donnern; ballern)
knallen
- knallen werkwoord (knal, knalt, knalde, knalden, geknald)

Conjugations for krachen:

Präsens

krache
krachst
kracht
krachen
kracht
krachen

Imperfekt

krachte
krachtest
krachte
krachten
krachtet
krachten

Perfekt

habe gekracht
hast gekracht
hat gekracht
haben gekracht
habt gekracht
haben gekracht

1. Konjunktiv [1]

krache
krachest
krache
krachen
krachet
krachen

2. Konjunktiv

krachte
krachtest
krachte
krachten
krachtet
krachten

Futur 1

werde krachen
wirst krachen
wird krachen
werden krachen
werdet krachen
werden krachen

1. Konjunktiv [2]

würde krachen
würdest krachen
würde krachen
würden krachen
würdet krachen
würden krachen

Diverses

krach!
kracht!
krachen Sie!
gekracht
krachend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor krachen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
daveren		Dröhnen; Gedröhn; Gedröhne
denderen		Dröhnen; Gedröhn; Gedröhne
dreunen		Dröhnen; Gedröhn; Gedröhne; Schläge
knallen		Knallen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
daveren	dröhnen; krachen	brüllen; lärmen; poltern
denderen	dröhnen; krachen
dreunen	dröhnen; krachen
knallen	ballern; bumsen; donnern; knallen; krachen; schmettern

Synoniemen voor "krachen":

knallen; rumsen

Wiktionary: krachen

Cross Translation:

From	To	Via
• krachen	→ neerstorten	↔ crash — to collide, fall or come down violently
• krachen	→ knallen; knappen; kraken	↔ craquer — Traductions à trier suivant le sens

Krachen:

Krachen [das ~] zelfstandig naamwoord

Krachen (Knarren)
het kraken
- kraken [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Krachen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kraken	Knarren; Krachen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kraken		Häuser aufbrechen; abbrechen; anprangern; aufbrechen; aufbringen; auflösen; aufreißen; aufsperren; aufstoßen; aufteilen; auseinandernehmen; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; dekodieren; ein krackendes Gelaut machen; entehen; entfesseln; entschlüsseln; entziffern; heruntermachen; kritisieren

Wiktionary: Krachen

Cross Translation:

From	To	Via
• Krachen	→ gekraak	↔ crack — sharp sound made when solid material breaks
• Krachen	→ knal	↔ crash — loud sound