Mürrisch: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

mürrisch:
- chagrijnig; humeurig; sikkeneurig; slecht gehumeurd; nurks; gemelijk; knorrig; nukkig; mopperig; brommerig; triest; zwaarmoedig; somber; troosteloos; naargeestig; wrevelig; kortaf; korzelig; snauwend
Wiktionary:
- mürrisch → narrig, chagrijnig, sacherijnig
- mürrisch → korzelig, dwars, nors, kribbig

Duits

Uitgebreide vertaling voor mürrisch (Duits) in het Nederlands

mürrisch:

mürrisch bijvoeglijk naamwoord

mürrisch (schlecht gelaunt; launisch; nörgelig; übellaunig; launenhaft)
chagrijnig; humeurig; sikkeneurig; slecht gehumeurd; nurks; gemelijk; knorrig; nukkig
- chagrijnig bijvoeglijk naamwoord
- humeurig bijvoeglijk naamwoord
- sikkeneurig bijvoeglijk naamwoord
- slecht gehumeurd bijvoeglijk naamwoord
- nurks bijvoeglijk naamwoord
- gemelijk bijvoeglijk naamwoord
- knorrig bijvoeglijk naamwoord
- nukkig bijvoeglijk naamwoord
mürrisch (kribbelig; schlechtgelaunt; grimmig; unwirsch; griesgrämig; verdrießlich; brummig; knurrig; sauertöpfisch; nörglerisch)
mopperig; brommerig
- mopperig bijvoeglijk naamwoord
- brommerig bijvoeglijk naamwoord
mürrisch (verdrießlich; trüb; niedergeschlagen; düster; bedrückt; schwermütig; freudlos; griesgrämig; trübsinnig; launenhaft; finster; grimmig; trübselig; launisch; gedrückt; schlechtgelaunt; übellaunig)
triest; zwaarmoedig; somber; troosteloos; naargeestig
- triest bijvoeglijk naamwoord
- zwaarmoedig bijvoeglijk naamwoord
- somber bijvoeglijk naamwoord
- troosteloos bijvoeglijk naamwoord
- naargeestig bijvoeglijk naamwoord
mürrisch (schroff; reizbar; kurzweg; verdrießlich)
wrevelig; kortaf; korzelig; snauwend
- wrevelig bijvoeglijk naamwoord
- kortaf bijvoeglijk naamwoord
- korzelig bijvoeglijk naamwoord
- snauwend bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor mürrisch:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
brommerig	brummig; griesgrämig; grimmig; knurrig; kribbelig; mürrisch; nörglerisch; sauertöpfisch; schlechtgelaunt; unwirsch; verdrießlich
chagrijnig	launenhaft; launisch; mürrisch; nörgelig; schlecht gelaunt; übellaunig	barsch; brüsk; griesgrämig; knurrig; launisch; sauertöpfisch; schlecht gelaunt; schlechtgelaunt
gemelijk	launenhaft; launisch; mürrisch; nörgelig; schlecht gelaunt; übellaunig	schlecht gelaunt; schlechtgelaunt ohne Grund
humeurig	launenhaft; launisch; mürrisch; nörgelig; schlecht gelaunt; übellaunig	empfindlich; leichterregbar; leichtpikiert; schlecht gelaunt
knorrig	launenhaft; launisch; mürrisch; nörgelig; schlecht gelaunt; übellaunig	barsch; brüsk; griesgrämig; knurrig; sauertöpfisch; schlecht gelaunt; schlechtgelaunt; schlechtgelaunt ohne Grund
kortaf	kurzweg; mürrisch; reizbar; schroff; verdrießlich	angebunden; barsch; brüsk; einsilbig; kurz angebunden; ohne Umschweife; schroff
korzelig	kurzweg; mürrisch; reizbar; schroff; verdrießlich	barsch; brüsk; empfindlich; griesgrämig; knurrig; leichterregbar; leichtpikiert; sauertöpfisch; schlechtgelaunt
mopperig	brummig; griesgrämig; grimmig; knurrig; kribbelig; mürrisch; nörglerisch; sauertöpfisch; schlechtgelaunt; unwirsch; verdrießlich
naargeestig	bedrückt; düster; finster; freudlos; gedrückt; griesgrämig; grimmig; launenhaft; launisch; mürrisch; niedergeschlagen; schlechtgelaunt; schwermütig; trüb; trübselig; trübsinnig; verdrießlich; übellaunig	trübselig; trübsinnig
nukkig	launenhaft; launisch; mürrisch; nörgelig; schlecht gelaunt; übellaunig	flatterhaft; launenhaft; launisch; nicht voraussagbar; schlecht gelaunt; unbefahrbar; unberechenbar; unbeständig; variabel; veränderlich; wandelbar; wetterwendisch; übellaunig
nurks	launenhaft; launisch; mürrisch; nörgelig; schlecht gelaunt; übellaunig	barsch; brüsk; griesgrämig; knurrig; sauertöpfisch; schlecht gelaunt; schlechtgelaunt; schlechtgelaunt ohne Grund
sikkeneurig	launenhaft; launisch; mürrisch; nörgelig; schlecht gelaunt; übellaunig	schlecht gelaunt
somber	bedrückt; düster; finster; freudlos; gedrückt; griesgrämig; grimmig; launenhaft; launisch; mürrisch; niedergeschlagen; schlechtgelaunt; schwermütig; trüb; trübselig; trübsinnig; verdrießlich; übellaunig	mismutig; trostlos; trübselig; trübsinnig
triest	bedrückt; düster; finster; freudlos; gedrückt; griesgrämig; grimmig; launenhaft; launisch; mürrisch; niedergeschlagen; schlechtgelaunt; schwermütig; trüb; trübselig; trübsinnig; verdrießlich; übellaunig	mismutig; trostlos
troosteloos	bedrückt; düster; finster; freudlos; gedrückt; griesgrämig; grimmig; launenhaft; launisch; mürrisch; niedergeschlagen; schlechtgelaunt; schwermütig; trüb; trübselig; trübsinnig; verdrießlich; übellaunig	mismutig; trostlos
wrevelig	kurzweg; mürrisch; reizbar; schroff; verdrießlich	agitiert; aufgebracht; aufgeregt; erhitzt; erregt; kribbelig; mißmutig; mißvergnügt; sauer; schlechtgelaunt ohne Grund; säuerlich; unwillig; unzufrieden; verdrießlich; verstimmt; verärgert; ärgerlich
zwaarmoedig	bedrückt; düster; finster; freudlos; gedrückt; griesgrämig; grimmig; launenhaft; launisch; mürrisch; niedergeschlagen; schlechtgelaunt; schwermütig; trüb; trübselig; trübsinnig; verdrießlich; übellaunig
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
slecht gehumeurd	launenhaft; launisch; mürrisch; nörgelig; schlecht gelaunt; übellaunig	schlecht gelaunt
snauwend	kurzweg; mürrisch; reizbar; schroff; verdrießlich

Synoniemen voor "mürrisch":

garstig; kurz angebunden; mufflig; nicht nett; unfreundlich; unterkühlt
bockig; gereizt; griesgrämig; launisch; missmutig; sauertöpfisch; schlecht drauf; schlecht gelaunt; unzufrieden; verdrießlich

Wiktionary: mürrisch

mürrisch

adjective

missmutig
- mürrisch → narrig; chagrijnig; sacherijnig

Cross Translation:

From	To	Via
• mürrisch	→ korzelig; dwars	↔ cantankerous — ill-tempered, cranky, surly, crabby
• mürrisch	→ nors	↔ crusty — grumpy, short-tempered
• mürrisch	→ korzelig; kribbig	↔ grumpy — unhappy and/or irritable

Remove Ads

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: mürrisch

Uitgebreide vertaling voor mürrisch (Duits) in het Nederlands

mürrisch:

mürrisch bijvoeglijk naamwoord

mürrisch (schlecht gelaunt; launisch; nörgelig; übellaunig; launenhaft)

mürrisch (kribbelig; schlechtgelaunt; grimmig; unwirsch; griesgrämig; verdrießlich; brummig; knurrig; sauertöpfisch; nörglerisch)

mürrisch (verdrießlich; trüb; niedergeschlagen; düster; bedrückt; schwermütig; freudlos; griesgrämig; trübsinnig; launenhaft; finster; grimmig; trübselig; launisch; gedrückt; schlechtgelaunt; übellaunig)

mürrisch (schroff; reizbar; kurzweg; verdrießlich)

Vertaal Matrix voor mürrisch:

Synoniemen voor "mürrisch":

Wiktionary: mürrisch