Duits

Uitgebreide vertaling voor nahe (Duits) in het Nederlands

nahe:

nahe bijvoeglijk naamwoord

  1. nahe (in-der-Nähe; naheliegend; dicht; )
    dichtbij
    – op een kleine afstand 1
    • dichtbij bijvoeglijk naamwoord
      • de school is dichtbij voor ons1
    in de buurt; nabijgelegen; vlakbij; nabij

Vertaal Matrix voor nahe:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dichtbij dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend
nabij dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend
nabijgelegen dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vlakbij dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in de buurt dicht; eng; in-der-Nähe; knapp; nah; nahe; naheliegend

Wiktionary: nahe

nahe
preposition
  1. niet ver van

Cross Translation:
FromToVia
nahe aangrenzend contiguous — adjacent, neighboring
nahe nabij near — physically close
nahe naderbij; nabij; dichtbij nigh — near, close by
nahe aanstaand; eerstvolgend; komend; dichtbij proche — Traductions à trier suivant le sens
nahe dichtbij; nabij; daarnaast; ernaast; hiernaast; in de nabijheid près — À petite distance ou à peu de temps.

nähe:


Synoniemen voor "nähe":


Nähe:


Synoniemen voor "Nähe":


Wiktionary: Nähe

Nähe
noun
  1. de nabijheid

Cross Translation:
FromToVia
Nähe nabij near — in close proximity to
Nähe nabijheid proximity — closeness; the state of being near as in space, time, or relationship
Nähe nabijheid vicinity — proximity, or the state of being near
Nähe dichtbij; nabij; daarnaast; ernaast; hiernaast; in de nabijheid près — À petite distance ou à peu de temps.
Nähe nabijheid voisinageproximité d’un lieu à l’égard d’un autre.

nahe vorm van nähen:

nähen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. nähen (klammern; Stich; Masche)
    de hechting; vasthechting

Vertaal Matrix voor nähen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hechting Masche; Stich; klammern; nähen Wundklammer; nähen einer Wunde
vasthechting Masche; Stich; klammern; nähen

Wiktionary: nähen

nähen
verb
  1. (transitiv): Textilteile mit einem Faden verbinden
nähen
verb
  1. naaldwerk verrichten

Cross Translation:
FromToVia
nähen naaien sew — (transitive) use a needle
nähen naaien sew — (intransitive) use a needle
nähen hechten suture — to sew up or join by means of a suture
nähen stikken; naaien coudreassembler deux ou plusieurs objets avec un fil passé dans une aiguille ou un autre instrument semblable.

Verwante vertalingen van nahe