Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: naseweis

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: naseweis

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

naseweis:
- eigenwijs; eigengereid; eigenzinnig
Naseweis:
- wijsneus; betweter

Duits

Uitgebreide vertaling voor naseweis (Duits) in het Nederlands

naseweis:

naseweis bijvoeglijk naamwoord

naseweis (vorwitzig; vorlaut)
eigenwijs; eigengereid; eigenzinnig
- eigenwijs bijvoeglijk naamwoord
- eigengereid bijvoeglijk naamwoord
- eigenzinnig bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor naseweis:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
eigengereid	naseweis; vorlaut; vorwitzig
eigenwijs	naseweis; vorlaut; vorwitzig	aufsässig; dickköpfig; eigensinnig; eigenwillig; schwerhandhabbar; schwierig; starr; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; ungebärdig; unwillig; widerborstig; widersetzlich; widerspenstig; widerwillig
eigenzinnig	naseweis; vorlaut; vorwitzig	aufsässig; dickköpfig; eigensinnig; eigenwillig; schwerhandhabbar; schwierig; starr; starrköpfig; starrsinnig; störrisch; trotzig; ungebärdig; unwillig; widerborstig; widersetzlich; widerspenstig; widerwillig

Synoniemen voor "naseweis":

keck; schmissig; schmuck

Naseweis:

Naseweis [der ~] zelfstandig naamwoord

der Naseweis (Besserwisser)
de wijsneus; de betweter
- wijsneus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- betweter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Naseweis:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
betweter	Besserwisser; Naseweis
wijsneus	Besserwisser; Naseweis