Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. neubeleben:
  2. neu beleben:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor neu beleben (Duits) in het Nederlands

neubeleben:

neubeleben werkwoord

  1. neubeleben (aktivieren; wecken; anregen; beleben; hervorrufen)
    aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen; stimuleren; bezielen
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • activeren werkwoord (activeer, activeert, activeerde, activeerden, geactiveerd)
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • oppeppen werkwoord (pep op, pept op, pepte op, pepten op, opgepept)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • bezielen werkwoord (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)

Vertaal Matrix voor neubeleben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen
opwekken Anstiften
stimuleren Anbauen; Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen; Fördern; Kultivieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken anblasen; anfachen; anfeuern; anheizen; animieren; anschüren; anspornen; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jemand motivieren; jubeln; komplimentieren; motivieren; schüren; stimulieren; unterstützen; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
activeren aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken aktivieren; auslösen; beleben; neu beleben; reanimieren
bezielen aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken anfeuern; anheizen; anspornen; begeistern; inspirieren
oppeppen aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken
opwekken aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken aktivieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; beleben; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; neu beleben; prickeln; reanimieren; reizen; schmeicheln; stimulieren; verbessern; zusprechen
stimuleren aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anschüren; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; bejauchzen; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; feiern; fördern; jemand motivieren; jubeln; kitzeln; knuddeln; komplimentieren; kosen; motivieren; prickeln; reizen; schmeicheln; schüren; stimulieren; verbessern; zujauchzen; zujubeln; zusprechen

neu beleben:

neu beleben werkwoord (belebe neu, belebst neu, belebt neu, belebte neu, belebtet neu, neu belebt)

  1. neu beleben (beleben; reanimieren; aktivieren)
    opwekken; tot leven wekken; activeren; reanimeren; verlevendigen; opleven
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • tot leven wekken werkwoord (wek tot leven, wekt tot leven, wekte tot leven, wekten tot leven, tot leven gewekt)
    • activeren werkwoord (activeer, activeert, activeerde, activeerden, geactiveerd)
    • reanimeren werkwoord
    • verlevendigen werkwoord (verlevendig, verlevendigt, verlevendigde, verlevendigden, verlevendigd)
    • opleven werkwoord (leef op, leeft op, leefde op, leefden op, opgeleefd)

Conjugations for neu beleben:

Präsens
  1. belebe neu
  2. belebst neu
  3. belebt neu
  4. beleben neu
  5. belebt neu
  6. beleben neu
Imperfekt
  1. belebte neu
  2. belebtest neu
  3. belebte neu
  4. belebten neu
  5. belebtet neu
  6. belebten neu
Perfekt
  1. bin neu belebt
  2. bist neu belebt
  3. ist neu belebt
  4. sind neu belebt
  5. seid neu belebt
  6. sind neu belebt
1. Konjunktiv [1]
  1. belebe neu
  2. belebest neu
  3. belebe neu
  4. beleben neu
  5. belebet neu
  6. beleben neu
2. Konjunktiv
  1. belebte neu
  2. belebtest neu
  3. belebte neu
  4. belebten neu
  5. belebtet neu
  6. belebten neu
Futur 1
  1. werde neu beleben
  2. wirst neu beleben
  3. wird neu beleben
  4. werden neu beleben
  5. werdet neu beleben
  6. werden neu beleben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde neu beleben
  2. würdest neu beleben
  3. würde neu beleben
  4. würden neu beleben
  5. würdet neu beleben
  6. würden neu beleben
Diverses
  1. beleb neu!
  2. belebt neu!
  3. beleben Sie neu!
  4. neu belebt
  5. neu belebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor neu beleben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opwekken Anstiften
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
activeren aktivieren; beleben; neu beleben; reanimieren aktivieren; anregen; auslösen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken
opleven aktivieren; beleben; neu beleben; reanimieren aufleben; wiederaufleben
opwekken aktivieren; beleben; neu beleben; reanimieren aktivieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; beleben; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; hervorrufen; kitzeln; knuddeln; kosen; neubeleben; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren; verbessern; wecken; zusprechen
reanimeren aktivieren; beleben; neu beleben; reanimieren
tot leven wekken aktivieren; beleben; neu beleben; reanimieren
verlevendigen aktivieren; beleben; neu beleben; reanimieren abkühlen; auffrischen; aufmöbeln; erfrischen; sich erholen

Wiktionary: neu beleben


Cross Translation:
FromToVia
neu beleben doen herleven; opwekken ranimerrendre la vie ; redonner la vie.

Verwante vertalingen van neu beleben