Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Pelz:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor pelz (Duits) in het Nederlands

Pelz:

Pelz [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Pelz (Pelzwerk)
    de vacht; de pels; het bont
    • vacht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pels [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bont [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Pelz (Haut; Fell)
    de huid; het vel
    • huid [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vel [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Pelz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bont Pelz; Pelzwerk
huid Fell; Haut; Pelz
pels Pelz; Pelzwerk Lammfell; Pelzwerk; Rauchwerk
vacht Pelz; Pelzwerk
vel Fell; Haut; Pelz Blatt; Blatt Papier; Fell; Flosse; Haut; Häutchen; Häute; Membran; Schale
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bont bunt; buntscheckig; farbenfreudig; farbenfroh; farbig; knallbunt; vielfarbig

Synoniemen voor "Pelz":


Wiktionary: Pelz

Pelz
noun
  1. behaartes Tierfell
Pelz
noun
  1. de dichtbehaarde huid van verschillende dieren
  2. behaarde huid van een dier, vel van woldragende dieren, met de wol erop

Cross Translation:
FromToVia
Pelz vacht; pels; bont fur — hairy coat of a mammal, especially when fine, soft and thick
Pelz pels; vacht fur — hairy skin processed to serve as a wear for people
Pelz bont; pels fur — pelt used to make, trim or line clothing apparel
Pelz voering fur — coating resembling fur
Pelz huid; vel; pels pelt — the skin of a beast with the hair on; a raw or undressed hide; a skin preserved with the hairy or woolly covering on it
Pelz pels fourrure — Peau de certains animaux, ..., dont on se sert pour doubler, garnir ou orner les robes, etc.


Wiktionary: pelz


Cross Translation:
FromToVia
pelz huid; vel; pels dépouille — Peau d’une bête, arrachée