Duits

Uitgebreide vertaling voor quälen (Duits) in het Nederlands

Qualen:

Qualen [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Qualen (Marter; Plagen; Torturen)
    de kwellingen; de plagen; de rampen; de verschrikkingen

Vertaal Matrix voor Qualen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kwellingen Marter; Plagen; Qualen; Torturen
plagen Marter; Plagen; Qualen; Torturen
rampen Marter; Plagen; Qualen; Torturen
verschrikkingen Marter; Plagen; Qualen; Torturen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plagen belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; provozieren; quälen; reizen; schikanieren; schinden; striezen; triezen; tyrannisieren; wegekeln; zusetzen; ärgern

quälen:

quälen werkwoord (quäle, quälst, quält, quälte, quältet, gequält)

  1. quälen (plagen; triezen; schinden; )
    pesten; plagen; koeioneren; kwellen; treiteren; tergen; narren; tarten; sarren
    • pesten werkwoord (pest, pestte, pestten, gepest)
    • plagen werkwoord (plaag, plaagt, plaagde, plaagden, geplaagd)
    • koeioneren werkwoord (koeioneer, koeioneert, koeioneerde, koeioneerden, gekoeioneerd)
    • kwellen werkwoord (kwel, kwelt, kwelde, kwelden, gekweld)
    • treiteren werkwoord (treiter, treitert, treiterde, treiterden, getreiterd)
    • tergen werkwoord (terg, tergt, tergde, tergden, getergd)
    • narren werkwoord
    • tarten werkwoord (tart, tartte, tartten, getart)
    • sarren werkwoord (sar, sart, sarde, sarden, sarde)
  2. quälen (belästigen; mißhandeln)
    mishandelen; molesteren; pijnigen
    • mishandelen werkwoord (mishandel, mishandelt, mishandelde, mishandelden, mishandeld)
    • molesteren werkwoord (molesteer, molesteert, molesteerde, molesteerden, gemolesteerd)
    • pijnigen werkwoord (pijnig, pijnigt, pijnigde, pijnigden, gepijnigd)

Conjugations for quälen:

Präsens
  1. quäle
  2. quälst
  3. quält
  4. quälen
  5. quält
  6. quälen
Imperfekt
  1. quälte
  2. quältest
  3. quälte
  4. quälten
  5. quältet
  6. quälten
Perfekt
  1. habe gequält
  2. hast gequält
  3. hat gequält
  4. haben gequält
  5. habt gequält
  6. haben gequält
1. Konjunktiv [1]
  1. quäle
  2. quälest
  3. quäle
  4. quälen
  5. quälet
  6. quälen
2. Konjunktiv
  1. quälte
  2. quältest
  3. quälte
  4. quälten
  5. quältet
  6. quälten
Futur 1
  1. werde quälen
  2. wirst quälen
  3. wird quälen
  4. werden quälen
  5. werdet quälen
  6. werden quälen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde quälen
  2. würdest quälen
  3. würde quälen
  4. würden quälen
  5. würdet quälen
  6. würden quälen
Diverses
  1. quäl!
  2. quält!
  3. quälen Sie!
  4. gequält
  5. quälend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor quälen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plagen Marter; Plagen; Qualen; Torturen
treiteren Piesacken; Quälen; Sekkieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koeioneren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln
kwellen belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen
mishandelen belästigen; mißhandeln; quälen
molesteren belästigen; mißhandeln; quälen Schaden zufügen; schaden
narren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln
pesten belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
pijnigen belästigen; mißhandeln; quälen foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen
plagen belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
sarren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
tarten belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
tergen belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
treiteren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern

Synoniemen voor "quälen":


Wiktionary: quälen

quälen
verb
  1. iemand kwellen
  2. pijn of ergernis bezorgen
  3. het opzettelijk veroorzaken van pijn bij iemand
  4. iemand voortdurend lastig vallen
  5. iemands geduld op de proef stellen door hem te irriteren
  6. rottigheid uithalen ten nadele van iemand met het doel diegene dwars te zitten

Cross Translation:
FromToVia
quälen schrikken; doen; angst; aanjagen harrow — traumatise, frighten
quälen pijn doen; kwetsen hurt — to cause emotional pain
quälen kwellen torment — to cause severe suffering
quälen kwellen vex — to distress; to cause mental suffering
quälen bedroeven; ergeren chagriner — Causer du chagrin, rendre triste.
quälen bedroeven; beproeven contrister — (vieilli) attrister fortement.
quälen bedroeven; beproeven désolertransformer en solitude une région, une ville, en y exercer des ravages.
quälen bedroeven; beproeven; pogen; streven; zich inspannen peiner — Faire de la peine, causer du chagrin, de l’inquiétude, affliger.
quälen koeioneren; kwellen; martelen; mishandelen; treiteren tourmenter — Faire souffrir quelque tourment de corps.

Quälen:

Quälen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Quälen (Piesacken; Sekkieren)
    treiteren

Vertaal Matrix voor Quälen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
treiteren Piesacken; Quälen; Sekkieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
treiteren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; provozieren; quälen; reizen; schikanieren; schinden; striezen; triezen; tyrannisieren; wegekeln; zusetzen; ärgern