Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor routiniert (Duits) in het Nederlands

routiniert:

routiniert bijvoeglijk naamwoord

  1. routiniert (gehärtet; abgehärtet)
    door en door; geroutineerd; uitgeslapen; geslepen; doorgewinterd
  2. routiniert (erfahren; qualifiziert; geübt; )
    ervaren
  3. routiniert (geschult; qualifiziert; erfahren)
    gekwalificeerd; gediplomeerd
  4. routiniert (abgehärtet; gestanden)
    doorgewinterde

Vertaal Matrix voor routiniert:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ervaren durchmachen; erfahren; erleben; feststellen; merken; wahrnehmen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorgewinterd abgehärtet; gehärtet; routiniert
ervaren bewandert; erfahren; geschult; gewandt; geübt; qualifiziert; routiniert
gediplomeerd erfahren; geschult; qualifiziert; routiniert
gekwalificeerd erfahren; geschult; qualifiziert; routiniert
geroutineerd abgehärtet; gehärtet; routiniert
geslepen abgehärtet; gehärtet; routiniert abgefeimt; aufpoliert; ausgekocht; berechnend; bösartig; böse; doppelzüngig; durchtrieben; eben; egal; falsch; flach; gehässig; gemein; gerieben; gerissen; geschliffen; gewandt; gewichst; gewiegt; glatt; glattgeschliffen; gleich; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; link; listig; niederträchtig; pfiffig; platt; raffiniert; schlau; schuftig; schurkisch; spitzfindig; tückisch; verräterisch; verschlagen; verschmitzt; verstohlen
uitgeslapen abgehärtet; gehärtet; routiniert aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; geistreich; gerieben; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewieft; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; lebendig; lebhaft; listig; munter; nett; pfiffig; quick; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; wach; wacker; witzig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
door en door abgehärtet; gehärtet; routiniert
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorgewinterde abgehärtet; gestanden; routiniert

Synoniemen voor "routiniert":


Wiktionary: routiniert

routiniert
adjective
  1. geübt