Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor spitz (Duits) in het Nederlands

spitz:

spitz bijvoeglijk naamwoord

  1. spitz
    spits; scherp; puntig
    • spits bijvoeglijk naamwoord
    • scherp bijvoeglijk naamwoord
    • puntig bijvoeglijk naamwoord
  2. spitz (zugespitzt)
    spits; puntig; toegespitst; spitsvormig; spitsig
  3. spitz (hell; scharf; grell; schrill; schroff)
    hel
    • hel bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor spitz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hel Finsternis; Hölle; Inferno
spits Außenstürmer; Berggipfel; Flügelstürmer; Gipfel; Gipfelpunkt; Hauptverkehrsstunde; Stoßzeit; Verkehrsspitze; Zentrumspitze
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hel grell; hell; scharf; schrill; schroff; spitz
puntig spitz; zugespitzt gezahnt; kantig
scherp spitz anzüglich; beißend; bissig; durchdringend; eckig; eindringlich; gellend; gepfeffert; grell; höllisch; kantig; pikant; scharf; scharf gewürzt; scharfschneidig; schneidend; schrill; schroff; spitzig; würzig; zugespitzt
spits spitz; zugespitzt clever; gescheit; gewitzt; pfiffig; schlau
spitsig spitz; zugespitzt
toegespitst spitz; zugespitzt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spitsvormig spitz; zugespitzt

Synoniemen voor "spitz":

  • gehässig
  • spöttisch; halbernst; ins Lächerliche ziehend; ironisch; lächerlich machend; lästerlich; lästernd; mit gespielter Ernsthaftigkeit; nicht ganz ernst gemeint; scharfzüngig; scherzhaft; spöttelnd

Wiktionary: spitz

spitz
adjective
  1. die Fähigkeit habend, schneiden zu können; scharf
spitz
adjective
  1. in een punt uitkomend

Cross Translation:
FromToVia
spitz geil; opgewonden horny — sexually aroused
spitz scherp; puntig; gepunt sharp — pointed, able to pierce easily
spitz schril; schel; snerpend; hatelijk; acuut; helder; scherp; bijtend; doordringend; fel; guur aigu — Qui a un aspect pointu, tranchant, voire déchirer.
spitz bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend; puntig; spits; vooruitstrevend pointu — Qui se termine en pointe

Spitz:

Spitz [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Spitz
    de keeshond; de spitshond
    • keeshond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • spitshond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Spitz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
keeshond Spitz
spitshond Spitz

Wiktionary: Spitz

Spitz
noun
  1. eine kleinwüchsige Hundeart, ehedem der typische Wachhund
  2. Spitze
Spitz
noun
  1. langharige, middelgrote hond met pluimstaart
  2. soort honden