Duits

Uitgebreide vertaling voor umdrehen (Duits) in het Nederlands

umdrehen:

umdrehen werkwoord (drehe um, drehst um, dreht um, drehte um, drehtet um, umgedreht)

  1. umdrehen (kehren; drehen; wenden; )
    keren; draaien; omdraaien; wenden
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • omdraaien werkwoord (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
  2. umdrehen (wenden; schwenken; sich drehen; )
    draaien; wenden; zwenken
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  3. umdrehen (etwas umdrehen; verdrehen; umsetzen; )
    omkeren; iets omdraaien
  4. umdrehen (umkehren; kehren)
    teruggaan; omkeren; keren
    • teruggaan werkwoord (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • omkeren werkwoord (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  5. umdrehen (herumdrehen)
    omwenden
    • omwenden werkwoord (wend om, wendt om, wendde om, wendden om, omgewend)
  6. umdrehen (wenden; drehen; schwenken; herumdrehen)
    draaien; wenden; keren
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  7. umdrehen (sich wälzen; rollen; rotieren; )
    draaien; roteren; rollen; wentelen; ronddraaien; kantelen
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • roteren werkwoord (roteer, roteert, roteerde, roteerden, geroteerd)
    • rollen werkwoord (rol, rolt, rolde, rolden, gerold)
    • wentelen werkwoord (wentel, wentelt, wentelde, wentelden, gewenteld)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
    • kantelen werkwoord (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
  8. umdrehen (umwälzen; rotieren)
    omrollen; omwentelen
    • omrollen werkwoord (rol om, rolt om, rolde om, rolden om, omgerold)
    • omwentelen werkwoord (wentel om, wentelt om, wentelde om, wentelden om, omgewenteld)
  9. umdrehen (wiederkehren; zurückkehren; zurückgehen; kehren; umkehren)
    wederkeren; weerkeren
    • wederkeren werkwoord (keer weder, keert weder, keerde weder, keerden weder, wedergekeerd)
    • weerkeren werkwoord (keer weer, keert weer, keerde weer, keerden weer, weergekeerd)
  10. umdrehen (wegdrehen)
  11. umdrehen (sich umdrehen; umkehren; herumdrehen)

Conjugations for umdrehen:

Präsens
  1. drehe um
  2. drehst um
  3. dreht um
  4. drehen um
  5. dreht um
  6. drehen um
Imperfekt
  1. drehte um
  2. drehtest um
  3. drehte um
  4. drehten um
  5. drehtet um
  6. drehten um
Perfekt
  1. habe umgedreht
  2. hast umgedreht
  3. hat umgedreht
  4. haben umgedreht
  5. habt umgedreht
  6. haben umgedreht
1. Konjunktiv [1]
  1. drehe um
  2. drehest um
  3. drehe um
  4. drehen um
  5. drehet um
  6. drehen um
2. Konjunktiv
  1. drehte um
  2. drehtest um
  3. drehte um
  4. drehten um
  5. drehtet um
  6. drehten um
Futur 1
  1. werde umdrehen
  2. wirst umdrehen
  3. wird umdrehen
  4. werden umdrehen
  5. werdet umdrehen
  6. werden umdrehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde umdrehen
  2. würdest umdrehen
  3. würde umdrehen
  4. würden umdrehen
  5. würdet umdrehen
  6. würden umdrehen
Diverses
  1. dreh um!
  2. dreht um!
  3. drehen Sie um!
  4. umgedreht
  5. umdrehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor umdrehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien Drehen
wegdraaien Abdrehen; Abwenden; Wegdrehen
zwenken Drehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien drehen; eindrehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kreiseln; kugeln; rollen; rotieren; schwenken; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen; wenden Zweifingerdrehung; ausreden; drechseln; drehen; herumdrehen; herumwirbeln; heucheln; kreiseln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; rotieren; schwenken; sich drehen; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; winden; wirbeln
iets omdraaien etwas umdrehen; herumdrehen; herumschwenken; umdrehen; umkehren; umsetzen; umstellen; umwandeln; umwenden; verdrehen; verkehren; verwandeln
kantelen drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen kanten; kentern; kippen; umfallen; umkippen
keren drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; umdrehen; umkehren; wenden
omdraaien drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; umdrehen; wenden
omkeren etwas umdrehen; herumdrehen; herumschwenken; kehren; umdrehen; umkehren; umsetzen; umstellen; umwandeln; umwenden; verdrehen; verkehren; verwandeln umblättern; umkehren; umschlagen; umwenden
omrollen rotieren; umdrehen; umwälzen umfallen; umstürzen
omwenden herumdrehen; umdrehen
omwentelen rotieren; umdrehen; umwälzen
rollen drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen
ronddraaien drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen ausreden; drechseln; drehen; herumdrehen; herumwirbeln; heucheln; kreiseln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; schwenken; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; winden; wirbeln
roteren drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen
teruggaan kehren; umdrehen; umkehren geringer werden; kehren; schlechter werden; vergehen; vermindern; verringern; weniger werden; zerfallen; zurückgehen; zurückgreifen; zurücklaufen
wederkeren kehren; umdrehen; umkehren; wiederkehren; zurückgehen; zurückkehren
weerkeren kehren; umdrehen; umkehren; wiederkehren; zurückgehen; zurückkehren
wegdraaien umdrehen; wegdrehen
wenden drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; sich drehen; umdrehen; umkehren; wenden
wentelen drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen
zich omdraaien herumdrehen; sich umdrehen; umdrehen; umkehren
zwenken herumdrehen; kehren; schwenken; sich drehen; umdrehen; umkehren; wenden abdrehen; abschwenken; ausweichen; schlingern; schwenken; zur Seite gehen

Synoniemen voor "umdrehen":


Wiktionary: umdrehen

umdrehen
  1. (transitiv): etwas im Bogen von einer Seite auf die andere Seite bewegen
umdrehen
verb
  1. twee zijden van iets van plaats doen verwisselen
  2. de andere zijde boven- of voorleggen

Cross Translation:
FromToVia
umdrehen omstoten upset — tip, overturn
umdrehen draaien; keren; omdraaien; ronddraaien; wenden; wentelen; zwenken; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; terugwijzen; heruitzenden; mengen; mixen; temperen; vermengen; verwarren; wassen; omkeren retourneraller de nouveau en un lieu.
umdrehen aandoen; aandraaien; aansteken; schakelen; inschakelen tourner — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van umdrehen