Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. untauglich:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor untauglich (Duits) in het Nederlands

untauglich:

untauglich bijvoeglijk naamwoord

  1. untauglich (ungeeignet; schlecht; unfähig; unpassend)
    gebrekkig; ondeugdelijk
  2. untauglich (unkundig; unberechtigt)
    onbekend met; incapabel; onkundig
  3. untauglich (unbefugt; ungeeignet; inkompetent; nicht zuständig; unfähig)
    onbevoegd; incompetent

Vertaal Matrix voor untauglich:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gebrekkig schlecht; unfähig; ungeeignet; unpassend; untauglich hilflos; schlacksig; stümperhaft; tölpelhaft; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschliffen
incapabel unberechtigt; unkundig; untauglich inkompetent; unfachmännisch; unfähig; unzuständig
incompetent inkompetent; nicht zuständig; unbefugt; unfähig; ungeeignet; untauglich inkompetent; unfachmännisch; unfähig; unzuständig
onbevoegd inkompetent; nicht zuständig; unbefugt; unfähig; ungeeignet; untauglich
ondeugdelijk schlecht; unfähig; ungeeignet; unpassend; untauglich armselig; dürftig; gebrechlich; hinfällig; karg; kärglich; minderwertig; niedrig; schwach; schäbig; ungenügend; untergeordnet; unzureichend; zweitklassig; zweitrangig; ärmlich
onkundig unberechtigt; unkundig; untauglich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onbekend met unberechtigt; unkundig; untauglich

Synoniemen voor "untauglich":


Wiktionary: untauglich


Cross Translation:
FromToVia
untauglich onhandig; onpraktisch impractical — not practical