Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: verächtlich

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: verächtlich

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

verächtlich:
- verachtelijk; laag; minachtend; spottend; hooghartig; smalend; honend
Wiktionary:
- verächtlich → schamper, verachtelijk
- verächtlich → minachtend, minachtende, gemeen, infaam, laag, laaghartig, schunnig, vuig, immoreel, onzedelijk, zedeloos, zedenkwetsend, nietswaardig, verachtelijk, onguur, ploertig, rottig, afschuwelijk, ijselijk, afgrijselijk, verfoeilijk, abominabel

Duits

Uitgebreide vertaling voor verächtlich (Duits) in het Nederlands

verächtlich:

verächtlich bijvoeglijk naamwoord

verächtlich (schäbig; schweinisch; tückisch)
verachtelijk; laag
- verachtelijk bijvoeglijk naamwoord
- laag bijvoeglijk naamwoord
verächtlich (schmählich; höhnisch; geringschätzig; schofel; geringschätzend)
minachtend; spottend; hooghartig; smalend; honend
- minachtend bijvoeglijk naamwoord
- spottend bijvoeglijk naamwoord
- hooghartig bijvoeglijk naamwoord
- smalend bijvoeglijk naamwoord
- honend bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor verächtlich:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
laag		Abriß; Belag; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Schicht; Skala; Staffel; Staffelstellung; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
honend	geringschätzend; geringschätzig; höhnisch; schmählich; schofel; verächtlich	abfällig; abschätzig; höhnisch; schmählich; verspottend
hooghartig	geringschätzend; geringschätzig; höhnisch; schmählich; schofel; verächtlich	anmaßend; arrogant; aufgebläht; dreist; eingebildet; eitel; erhaben; erniedrigend; geringschätzend; geringschätzig; gönnerhaft; herablassend; hochmütig; hoffärtig; respektlos; selbstgefällig; stolz; unbescheiden; überheblich
laag	schweinisch; schäbig; tückisch; verächtlich	alltäglich; banal; dürftig; einfach; falsch; fühllos; gehässig; gemein; gering; gängig; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; kleinlich; landläufig; mies; niederträchtig; niedrig; nierderträchtig; platt; schamlos; schmählich; schofel; schuftig; schwach; schäbig; schändlich; tief; trivial; verrucht; von niedrigem Niveau; winzig
minachtend	geringschätzend; geringschätzig; höhnisch; schmählich; schofel; verächtlich	arrogant; aufgebläht; eingebildet; eitel; erhaben; erniedrigend; geringschätzend; geringschätzig; gönnerhaft; herablassend; hochmütig; hoffärtig; selbstgefällig; stolz; überheblich
verachtelijk	schweinisch; schäbig; tückisch; verächtlich
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
smalend	geringschätzend; geringschätzig; höhnisch; schmählich; schofel; verächtlich	abfällig; abschätzig; höhnisch; schmählich; verspottend
spottend	geringschätzend; geringschätzig; höhnisch; schmählich; schofel; verächtlich	abfällig; abschätzig; höhnisch; schmählich; verspottend; zynisch

Synoniemen voor "verächtlich":

beißend; beleidigend; ehrenrührig; höhnisch; kaustisch; kränkend; sardonisch; sarkastisch; spöttisch; vernichtend
erbärmlich; niederträchtig; schandbar; schnöde; schändlich; verachtenswert
abfällig; abschätzig; absprechend; abwertend; biestig; despektierlich; diffamierend; geringschätzig; herablassend; missbilligend; missfällig; naserümpfend; respektlos; verachtungsvoll

Wiktionary: verächtlich

verächtlich

adjective

mit Verachtung; Verachtung hegend
- verächtlich → schamper; verachtelijk

verächtlich

adjective

waarvoor men geen enkel respect kan opbrengen
- verachtelijk → verächtlich

Cross Translation:

From	To	Via
• verächtlich	→ minachtend; minachtende	↔ scornful — showing scorn or disrespect; contemptuous
• verächtlich	→ gemeen; infaam; laag; laaghartig; schunnig; vuig; immoreel; onzedelijk; zedeloos; zedenkwetsend; nietswaardig; verachtelijk; onguur; ploertig; rottig; afschuwelijk; ijselijk; afgrijselijk; verfoeilijk; abominabel	↔ abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable.

Verwante vertalingen van verächtlich

verächtlich oder hönisch reden von