Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vergolden:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. vergelden:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor vergolden (Duits) in het Nederlands

vergolden:

vergolden werkwoord (vergolde, vergoldest, vergoldet, vergoldete, vergoldetet, vergoldet)

  1. vergolden
    vergulden
    • vergulden werkwoord (verguld, verguldt, verguldde, verguldden, verguld)

Conjugations for vergolden:

Präsens
  1. vergolde
  2. vergoldest
  3. vergoldet
  4. vergolden
  5. vergoldet
  6. vergolden
Imperfekt
  1. vergoldete
  2. vergoldetest
  3. vergoldete
  4. vergoldeten
  5. vergoldetet
  6. vergoldeten
Perfekt
  1. habe vergoldet
  2. hast vergoldet
  3. hat vergoldet
  4. haben vergoldet
  5. habt vergoldet
  6. haben vergoldet
1. Konjunktiv [1]
  1. vergolde
  2. vergoldest
  3. vergolde
  4. vergolden
  5. vergoldet
  6. vergolden
2. Konjunktiv
  1. vergoldete
  2. vergoldetest
  3. vergoldete
  4. vergoldeten
  5. vergoldetet
  6. vergoldeten
Futur 1
  1. werde vergolden
  2. wirst vergolden
  3. wird vergolden
  4. werden vergolden
  5. werdet vergolden
  6. werden vergolden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vergolden
  2. würdest vergolden
  3. würde vergolden
  4. würden vergolden
  5. würdet vergolden
  6. würden vergolden
Diverses
  1. vergold!
  2. vergoldet!
  3. vergolden Sie!
  4. vergoldet
  5. vergoldend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vergolden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vergulden vergolden

Wiktionary: vergolden


Cross Translation:
FromToVia
vergolden vergulden gild — to cover with a thin layer of gold
vergolden vergulden dorerrevêtir un objet d’une mince pellicule d’or.

Vergolden:


Synoniemen voor "Vergolden":




Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vergolden (Nederlands) in het Duits

vergelden:

vergelden werkwoord (vergeld, vergeldt, vergold, vergolden, vergolden)

  1. vergelden (wreken)
    vergelten
    • vergelten werkwoord (vergelte, vergiltst, vergilt, vergalt, vergaltet, vergolten)
  2. vergelden (met gelijke munt terugbetalen; de bal terugkaatsen)
    reflektieren; zurückwerfen; zurückspielen
    • reflektieren werkwoord (reflektiere, reflektierst, reflektiert, reflektierte, reflektiertet, reflektiert)
    • zurückwerfen werkwoord (werfe zurück, wirfst zurück, wirf zurück, warf zurück, warft zurück, zurückgeworfen)
    • zurückspielen werkwoord

Conjugations for vergelden:

o.t.t.
  1. vergeld
  2. vergeldt
  3. vergeldt
  4. vergelden
  5. vergelden
  6. vergelden
o.v.t.
  1. vergold
  2. vergold
  3. vergold
  4. vergolden
  5. vergolden
  6. vergolden
v.t.t.
  1. heb vergolden
  2. hebt vergolden
  3. heeft vergolden
  4. hebben vergolden
  5. hebben vergolden
  6. hebben vergolden
v.v.t.
  1. had vergolden
  2. had vergolden
  3. had vergolden
  4. hadden vergolden
  5. hadden vergolden
  6. hadden vergolden
o.t.t.t.
  1. zal vergelden
  2. zult vergelden
  3. zal vergelden
  4. zullen vergelden
  5. zullen vergelden
  6. zullen vergelden
o.v.t.t.
  1. zou vergelden
  2. zou vergelden
  3. zou vergelden
  4. zouden vergelden
  5. zouden vergelden
  6. zouden vergelden
diversen
  1. vergeld!
  2. vergeldt!
  3. vergolden
  4. vergeldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vergelden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
reflektieren de bal terugkaatsen; met gelijke munt terugbetalen; vergelden afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen; reflecteren; terugkaatsen; weerkaatsen; weerschijnen; weerspiegelen
vergelten vergelden; wreken revancheren
zurückspielen de bal terugkaatsen; met gelijke munt terugbetalen; vergelden
zurückwerfen de bal terugkaatsen; met gelijke munt terugbetalen; vergelden teruggooien; terugwerpen

Wiktionary: vergelden


Cross Translation:
FromToVia
vergelden vergelten rembourserrendre à quelqu’un le montant de ses débours ; payer à quelqu’un le prix de ce qu’il avait acheter et qu’il n’a pas reçu ou dont il se refuser à prendre livraison ; compenser des dépenses qu’on a fait faire ou des pertes qu’on a [[causer|causées]
vergelden nehmen; wegnehmen; einnehmen; wiedererwerben; wiedererlangen reprendre — Prendre de nouveau. (Sens général)
vergelden lohnen; belohnen; vergelten récompenserdonner une récompense, faire du bien à quelqu’un en reconnaissance de quelque service, ou en faveur de quelque bonne action.