Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: verschleiert

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: verschleiert

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. verschleiert:
  2. verschleiern:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor verschleiert (Duits) in het Nederlands

verschleiert:

verschleiert bijvoeglijk naamwoord

  1. verschleiert (heimlich; verblümt)
    verborgen; verdoezeld; verscholen; verhuld; verholen; verbloemd
  2. verschleiert (versteckt; verhohlen; verborgen)
    bedekt; verholen; versluierd; verkapt; verbloemd
  3. verschleiert
    gesluierd
  4. verschleiert
    omfloerst

Vertaal Matrix voor verschleiert:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedekt verborgen; verhohlen; verschleiert; versteckt abgedeckt; bedeckt; heimlich; versteckt; verstohlen; überdacht
gesluierd verschleiert
omfloerst verschleiert
verbloemd heimlich; verblümt; verborgen; verhohlen; verschleiert; versteckt
verborgen heimlich; verblümt; verschleiert ausgeblendet; heimlich; subkutan; unterbewußt; unterschwellig; verborgen; versteckt
verholen heimlich; verblümt; verborgen; verhohlen; verschleiert; versteckt heimlich; versteckt; verstohlen
verkapt verborgen; verhohlen; verschleiert; versteckt inkognito; verkleidet
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verdoezeld heimlich; verblümt; verschleiert
verhuld heimlich; verblümt; verschleiert
verscholen heimlich; verblümt; verschleiert verborgen; versteckt
versluierd verborgen; verhohlen; verschleiert; versteckt

Synoniemen voor "verschleiert":


verschleiern:

verschleiern werkwoord (verschleiere, verschleierst, verschleiert, verschleierte, verschleiertet, verschleiert)

  1. verschleiern (kamouflieren; tarnen)
    camoufleren; in omgeving op laten gaan
  2. verschleiern (verhüllen; kamouflieren; hüllen; einhüllen)
    maskeren; omhullen; bedekken; verhullen; versluieren; bemantelen; inhullen; hullen
    • maskeren werkwoord (masker, maskert, maskerde, maskerden, gemaskeerd)
    • omhullen werkwoord (omhul, omhult, omhulde, omhulden, omhuld)
    • bedekken werkwoord (bedek, bedekt, bedekte, bedekten, bedekt)
    • verhullen werkwoord (verhul, verhult, verhulde, verhulden, verhuld)
    • versluieren werkwoord (versluier, versluiert, versluierde, versluierden, versluierd)
    • bemantelen werkwoord (bemantel, bemantelt, bemantelde, bemantelden, bemanteld)
    • inhullen werkwoord (hul in, hult in, hulde in, hulden in, ingehuld)
    • hullen werkwoord (hul, hult, hulde, hulden, gehuld)
  3. verschleiern (verbergen; verstecken; kamouflieren; )
    verbergen; achterhouden; verstoppen; verduisteren; verheimelijken; wegstoppen
    • verbergen werkwoord (verberg, verbergt, verborg, verborgen, verborgen)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verstoppen werkwoord (verstop, verstopt, verstopte, verstopten, verstopt)
    • verduisteren werkwoord (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • verheimelijken werkwoord (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
    • wegstoppen werkwoord (stop weg, stopt weg, stopte weg, stopten weg, weggestopt)
  4. verschleiern (bagatellisieren; beschönigen)
    bagatelliseren; vergoelijken
    • bagatelliseren werkwoord (bagatelliseer, bagatelliseert, bagatelliseerde, bagatelliseerden, gebagetelliseerd)
    • vergoelijken werkwoord (vergoelijk, vergoelijkt, vergoelijkte, vergoelijkten, vergoelijkt)
  5. verschleiern (vertuschen; verhehlen)
    verbloemen
    • verbloemen werkwoord (verbloem, verbloemt, verbloemde, verbloemden, verbloemd)

Conjugations for verschleiern:

Präsens
  1. verschleiere
  2. verschleierst
  3. verschleiert
  4. verschleieren
  5. verschleiert
  6. verschleieren
Imperfekt
  1. verschleierte
  2. verschleiertest
  3. verschleierte
  4. verschleierten
  5. verschleiertet
  6. verschleierten
Perfekt
  1. habe verschleiert
  2. hast verschleiert
  3. hat verschleiert
  4. haben verschleiert
  5. habt verschleiert
  6. haben verschleiert
1. Konjunktiv [1]
  1. verschleiere
  2. verschleierest
  3. verschleiere
  4. verschleieren
  5. verschleieret
  6. verschleieren
2. Konjunktiv
  1. verschleierte
  2. verschleiertest
  3. verschleierte
  4. verschleierten
  5. verschleiertet
  6. verschleierten
Futur 1
  1. werde verschleiern
  2. wirst verschleiern
  3. wird verschleiern
  4. werden verschleiern
  5. werdet verschleiern
  6. werden verschleiern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verschleiern
  2. würdest verschleiern
  3. würde verschleiern
  4. würden verschleiern
  5. würdet verschleiern
  6. würden verschleiern
Diverses
  1. verschleier!
  2. verschleiert!
  3. verschleieren Sie!
  5. verschleiert
  6. verschleiernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verschleiern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedekken Zudeckung
verduisteren Unterschlagung; Veruntreuung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterhouden abschirmen; hinterziehen; kamouflieren; tarnen; verbergen; verhehlen; verheimlichen; verschleiern; verschweigen; verstecken; zurückhalten auf die Seite legen; behalten; beiseite legen; entwenden; hinterziehen; kamouflieren; klauen; rauben; reservieren; sich aneignen; stehlen; unterschlagen; verbergen; verhehlen; verheimlichen; verschweigen; verstecken; veruntreuen; wegschnappen; zur Seite legen; zurückbehalten; zurückhalten; zurücklegen; zurückstellen
bagatelliseren bagatellisieren; beschönigen; verschleiern bagatellisieren
bedekken einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern bedecken; bekleiden; beziehen; verdecken; verkleiden; versehen
bemantelen einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern kamouflieren; verbergen; verstecken
camoufleren kamouflieren; tarnen; verschleiern
hullen einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern
in omgeving op laten gaan kamouflieren; tarnen; verschleiern
inhullen einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern
maskeren einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern
omhullen einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern
verbergen abschirmen; hinterziehen; kamouflieren; tarnen; verbergen; verhehlen; verheimlichen; verschleiern; verschweigen; verstecken; zurückhalten ausblenden; kamouflieren; verbergen; verstecken
verbloemen verhehlen; verschleiern; vertuschen
verduisteren abschirmen; hinterziehen; kamouflieren; tarnen; verbergen; verhehlen; verheimlichen; verschleiern; verschweigen; verstecken; zurückhalten abhandenmachen; entwenden; hinterziehen; kamouflieren; klauen; rauben; sich aneignen; stehlen; unterschlagen; verbergen; verdunkeln; verhehlen; verheimlichen; verstecken; veruntreuen; wegnehmen; wegschnappen; zurückbehalten; zurückhalten
vergoelijken bagatellisieren; beschönigen; verschleiern beschönigen
verheimelijken abschirmen; hinterziehen; kamouflieren; tarnen; verbergen; verhehlen; verheimlichen; verschleiern; verschweigen; verstecken; zurückhalten kamouflieren; verbergen; verstecken
verhullen einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern kamouflieren; verbergen; verstecken
versluieren einhüllen; hüllen; kamouflieren; verhüllen; verschleiern kamouflieren; verbergen; verstecken
verstoppen abschirmen; hinterziehen; kamouflieren; tarnen; verbergen; verhehlen; verheimlichen; verschleiern; verschweigen; verstecken; zurückhalten Schutz suchen; kamouflieren; sich verstecken; verbergen; verstecken
wegstoppen abschirmen; hinterziehen; kamouflieren; tarnen; verbergen; verhehlen; verheimlichen; verschleiern; verschweigen; verstecken; zurückhalten verstecken; wegstecken

Synoniemen voor "verschleiern":


Wiktionary: verschleiern

Cross Translation:
FromToVia
• verschleiern → verbergen; verstoppen ↔ conceal — to hide something
• verschleiern → sluieren; omsluieren ↔ voiler — couvrir d’un voile.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0426 seconde
Page rendered in 1.0 seconds