Duits

Uitgebreide vertaling voor wählen (Duits) in het Nederlands

wählen:

wählen werkwoord (wähle, wählst, wählt, wählte, wähltet, gewählt)

  1. wählen (stimmen; abstimmen)
    kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen
  2. wählen (vorziehen; bevorzugen)
    prefereren; verkiezen
    • prefereren werkwoord (prefereer, prefereert, prefereerde, prefereerden, geprefereerd)
    • verkiezen werkwoord (verkies, verkiest, verkoos, verkozen, verkozen)
  3. wählen
    kiezen
    • kiezen werkwoord (kies, kiest, koos, kozen, gekozen)

Conjugations for wählen:

Präsens
  1. wähle
  2. wählst
  3. wählt
  4. wählen
  5. wählt
  6. wählen
Imperfekt
  1. wählte
  2. wähltest
  3. wählte
  4. wählten
  5. wähltet
  6. wählten
Perfekt
  1. habe gewählt
  2. hast gewählt
  3. hat gewählt
  4. haben gewählt
  5. habt gewählt
  6. haben gewählt
1. Konjunktiv [1]
  1. wähle
  2. wählest
  3. wähle
  4. wählen
  5. wählet
  6. wählen
2. Konjunktiv
  1. wählte
  2. wähltest
  3. wählte
  4. wählten
  5. wähltet
  6. wählten
Futur 1
  1. werde wählen
  2. wirst wählen
  3. wird wählen
  4. werden wählen
  5. werdet wählen
  6. werden wählen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wählen
  2. würdest wählen
  3. würde wählen
  4. würden wählen
  5. würdet wählen
  6. würden wählen
Diverses
  1. wähl!
  2. wählt!
  3. wählen Sie!
  4. gewählt
  5. wählend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor wählen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kiezen Stimmen; Wählen
stemmen Stimmen; Wählen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kiezen abstimmen; stimmen; wählen auslesen; auswählen; herauspicken; heraussuchen; selektieren; sichten; sieben; sortieren
prefereren bevorzugen; vorziehen; wählen
stemmen abstimmen; stimmen; wählen
verkiezen bevorzugen; vorziehen; wählen auslesen; auswählen; selektieren
zijn stem uitbrengen abstimmen; stimmen; wählen

Synoniemen voor "wählen":


Wiktionary: wählen

wählen
verb
  1. uit meerdere mogelijkheden één nemen
  2. deelnemen aan een verkiezing
  3. iemand door een stemming een ambt doen toekomen

Cross Translation:
FromToVia
wählen verkiezen; kiezen choose — to elect
wählen uitkiezen; kiezen choose — to pick
wählen stemmen vote — assert a formalised choice
wählen aannemen; accepteren; ontvangen; als zoon aannemen; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken; adopteren; zich eigen maken adopterchoisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi.
wählen kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken choisir — Action de faire un choix ; prendre une personne ou une chose de préférence à une autre ou à plusieurs autres.
wählen aanduiden; aangeven; een teken geven; merken; kenmerken; tekenen; laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanwijzen; uitduiden; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken désigner — Traduction à trier
wählen kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken opter — Choisir entre deux ou plusieurs choses qu’on ne peut avoir ensemble, entre deux ou plusieurs partis pour l’un desquels il faut se déterminer.
wählen kiezen; verkiezen voter — Exprimer son choix, sa préférence lors d’une votation.
wählen balloteren; kiezen; stemmen élire — Choisir entre plusieurs personnes ou plusieurs choses. (Sens général).

Wählen:

Wählen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Wählen (Stimmen)
    het stemmen; het kiezen; een stem uitbrengen

Wählen werkwoord

  1. Wählen (Rufaufbau)
    Kiezen

Vertaal Matrix voor Wählen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een stem uitbrengen Stimmen; Wählen
kiezen Stimmen; Wählen
stemmen Stimmen; Wählen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Kiezen Rufaufbau; Wählen
kiezen abstimmen; auslesen; auswählen; herauspicken; heraussuchen; selektieren; sichten; sieben; sortieren; stimmen; wählen
stemmen abstimmen; stimmen; wählen

Verwante vertalingen van wählen