Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. zielen:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ziel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor zielen (Duits) in het Nederlands

zielen:

zielen werkwoord (ziele, zielst, zielt, zielte, zieltet, gezielt)

  1. zielen
    doelen
    • doelen werkwoord (doel, doelt, doelde, doelden, gedoeld)
  2. zielen (ausrichten; richten; visieren)
    richten; in een bep. richting plaatsen; mikken

Conjugations for zielen:

Präsens
  1. ziele
  2. zielst
  3. zielt
  4. zielen
  5. zielt
  6. zielen
Imperfekt
  1. zielte
  2. zieltest
  3. zielte
  4. zielten
  5. zieltet
  6. zielten
Perfekt
  1. habe gezielt
  2. hast gezielt
  3. hat gezielt
  4. haben gezielt
  5. habt gezielt
  6. haben gezielt
1. Konjunktiv [1]
  1. ziele
  2. zielest
  3. ziele
  4. zielen
  5. zielet
  6. zielen
2. Konjunktiv
  1. zielte
  2. zieltest
  3. zielte
  4. zielten
  5. zieltet
  6. zielten
Futur 1
  1. werde zielen
  2. wirst zielen
  3. wird zielen
  4. werden zielen
  5. werdet zielen
  6. werden zielen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zielen
  2. würdest zielen
  3. würde zielen
  4. würden zielen
  5. würdet zielen
  6. würden zielen
Diverses
  1. ziel!
  2. zielt!
  3. zielen Sie!
  4. gezielt
  5. zieltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zielen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doelen zielen
in een bep. richting plaatsen ausrichten; richten; visieren; zielen
mikken ausrichten; richten; visieren; zielen anstreben; bestreben; erstreben; trachten
richten ausrichten; richten; visieren; zielen ausbalancieren; auswuchten; gleichrichten

Synoniemen voor "zielen":


Wiktionary: zielen

zielen
verb
  1. richten op een doel
  2. op een bepaald doel afstemmen

Cross Translation:
FromToVia
zielen richten aim — to point or direct a missile weapon



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zielen (Nederlands) in het Duits

ziel:

ziel [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de ziel
    die Seele
    • Seele [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ziel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Seele ziel aandrift; aard; daadkracht; energie; esprit; fut; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; kracht; mentaliteit; momentum; natuur; puf; werklust
- geest

Verwante woorden van "ziel":

  • zielen, zieltje, zieltjes

Synoniemen voor "ziel":


Antoniemen van "ziel":


Verwante definities voor "ziel":

  1. het denken, voelen en willen van de mens, het onbewuste1
    • een gezonde ziel in een gezond lichaam1
  2. zielig mens1
    • die brave ziel doet niemand kwaad1

Wiktionary: ziel

ziel
noun
  1. het wezen van het niet-stoffelijke van de mens
ziel
noun
  1. Charakterisches Merkmal lebender Wesen, das Unsterbliche

Cross Translation:
FromToVia
ziel Seele soul — the spirit or essence of a person that is believed to live on after the person’s death
ziel Geist; Seele spirit — soul
ziel Seele; Gemüt; Geist; Herz; Triebfeder âmeprincipe de la vie chez un être humain.