Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. zugehören:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor zugehören (Duits) in het Nederlands

zugehören:

zugehören werkwoord

  1. zugehören (gehören; hingehören)
    behoren; toebehoren
    • behoren werkwoord (behoor, behoort, behoorde, behoorden, behoord)
    • toebehoren werkwoord (behoor toe, behoort toe, behoorde toe, behoorden toe, toebehoord)

Vertaal Matrix voor zugehören:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toebehoren Zubehör
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behoren gehören; hingehören; zugehören
toebehoren gehören; hingehören; zugehören

Wiktionary: zugehören


Cross Translation:
FromToVia
zugehören behoren; behoren tot; toebehoren appartenirêtre la propriété légitime de quelqu’un, que celui à qui est la chose l’ait en sa possession ou non.