Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. zwangsläufig:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor zwangsläufig (Duits) in het Nederlands

zwangsläufig:

zwangsläufig bijvoeglijk naamwoord

  1. zwangsläufig (automatisch; selbsttätig; routinemäßig; mechanisch; unwillkürlich)
    vanzelfsprekend; automatisch
  2. zwangsläufig (unvermeidlich; notwendig)
    onvermijdelijk; onontkoombaar; onafwendbaar; onherroepelijk
  3. zwangsläufig (umvermeidbar; unvermeidlich; unweigerlich)
    onvermijdelijk; onafwendbaar

Vertaal Matrix voor zwangsläufig:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
automatisch automatisch; mechanisch; routinemäßig; selbsttätig; unwillkürlich; zwangsläufig automatisch; maschinell; mechanisch; ohne nachdenken; selbsttätig
onafwendbaar notwendig; umvermeidbar; unvermeidlich; unweigerlich; zwangsläufig
onherroepelijk notwendig; unvermeidlich; zwangsläufig
onontkoombaar notwendig; unvermeidlich; zwangsläufig
onvermijdelijk notwendig; umvermeidbar; unvermeidlich; unweigerlich; zwangsläufig
vanzelfsprekend automatisch; mechanisch; routinemäßig; selbsttätig; unwillkürlich; zwangsläufig natürlich; selbstverständlich

Synoniemen voor "zwangsläufig":


Wiktionary: zwangsläufig


Cross Translation:
FromToVia
zwangsläufig voorspelbaar inevitable — predictable, or always happening
zwangsläufig automatisch automatique — physiologie|fr médecine|fr Qui s’exécuter sans la participation de la volonté.