Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: zwicken

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: zwicken

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. zwicken:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor zwicken (Duits) in het Nederlands

zwicken:

zwicken werkwoord (zwicke, zwickst, zwickt, zwickte, zwicktet, gezwickt)

  1. zwicken (kneifen; klemmen; zwacken)
    nijpen
    • nijpen werkwoord (nijp, nijpt, neep, nepen, genepen)
  2. zwicken (drücken; spannen; schnüren; kneifen)
    knellen; strak zitten
    • knellen werkwoord (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)
    • strak zitten werkwoord (zit strak, zat strak, zaten strak, strak gezeten)
  3. zwicken (sichekligbenehmen; jammern; nörgeln; )
    etteren; zeiken; klieren; griepen
    • etteren werkwoord (etter, ettert, etterde, etterden, geëtterd)
    • zeiken werkwoord (zeik, zeikt, zeek, zeken, gezeken)
    • klieren werkwoord (klier, kliert, klierde, klierden, geklierd)
    • griepen werkwoord

Conjugations for zwicken:

Präsens
  1. zwicke
  2. zwickst
  3. zwickt
  4. zwicken
  5. zwickt
  6. zwicken
Imperfekt
  1. zwickte
  2. zwicktest
  3. zwickte
  4. zwickten
  5. zwicktet
  6. zwickten
Perfekt
  1. habe gezwickt
  2. hast gezwickt
  3. hat gezwickt
  4. haben gezwickt
  5. habt gezwickt
  6. haben gezwickt
1. Konjunktiv [1]
  1. zwicke
  2. zwickest
  3. zwicke
  4. zwicken
  5. zwicket
  6. zwicken
2. Konjunktiv
  1. zwickte
  2. zwicktest
  3. zwickte
  4. zwickten
  5. zwicktet
  6. zwickten
Futur 1
  1. werde zwicken
  2. wirst zwicken
  3. wird zwicken
  4. werden zwicken
  5. werdet zwicken
  6. werden zwicken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zwicken
  2. würdest zwicken
  3. würde zwicken
  4. würden zwicken
  5. würdet zwicken
  6. würden zwicken
Diverses
  1. zwick !
  2. zwickt !
  3. zwicken Sie !
  5. gezwickt
  6. zwickend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zwicken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zeiken Harnen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
etteren eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken eitern; nerven
griepen eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken
klieren eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken
knellen drücken; kneifen; schnüren; spannen; zwicken drücken; festhalten; festklammern; klammern; knellen; quetschen; umklammern; zwängen
nijpen klemmen; kneifen; zwacken; zwicken
strak zitten drücken; kneifen; schnüren; spannen; zwicken
zeiken eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken zaudern; zweifeln; zügern

Synoniemen voor "zwicken":


Wiktionary: zwicken

Cross Translation:
FromToVia
• zwicken → knijpen ↔ pinch — to squeeze a small amount of skin
• zwicken → klemmen; nijpen; knijpen; tokkelen ↔ pincer — serrer fortement avec une pince, avec des tenailles ou autres instruments semblables.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0248 seconde
Page rendered in 1.0 seconds