Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal ölen

Vertaal ölen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ölen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor ölen (Duits) in het Nederlands

ölen:

ölen werkwoord (öle, ölst, ölt, ölte, öltet, geölt)

  1. ölen (abschmieren; schmieren; einschmieren; fetten; einfetten)
    oliën; smeren; invetten; inoliën
    • oliën werkwoord (olie, oliet, oliede, olieden, geolied)
    • smeren werkwoord (smeer, smeert, smeerde, smeerden, gesmeerd)
    • invetten werkwoord (vet in, vette in, vetten in, ingevet)
    • inoliën werkwoord (olie in, oliet in, oliede in, olieden in, ingeölied)
  2. ölen (abfahren; abreisen; losfahren; )
    vertrekken; weggaan; verwijderen; wegtrekken; smeren; afreizen; opstappen; wegreizen
    • vertrekken werkwoord (vertrek, vertrekt, vertrok, vertrokken, vertrokken)
    • weggaan werkwoord (ga weg, gaat weg, ging weg, gingen weg, weggegaan)
    • verwijderen werkwoord (verwijder, verwijdert, verwijderde, verwijderden, verwijderd)
    • wegtrekken werkwoord (trek weg, trekt weg, trok weg, trokken weg, weggetrokken)
    • smeren werkwoord (smeer, smeert, smeerde, smeerden, gesmeerd)
    • afreizen werkwoord (reis af, reist af, reisde af, reisden af, afgereisd)
    • opstappen werkwoord (stap op, stapt op, stapte op, stapten op, opgestapt)
    • wegreizen werkwoord (reis weg, reist weg, reisde weg, reisden weg, weggereisd)
  3. ölen (schmieren; einschmieren; fetten; )
    doorsmeren
    • doorsmeren werkwoord (smeer door, smeert door, smeerde door, smeerden door, doorgesmeerd)
  4. ölen (salben)
    zalven
    • zalven werkwoord (zalf, zalft, zalfde, zalfden, gezalfd)

Conjugations for ölen:

Präsens
  1. öle
  2. ölst
  3. ölt
  4. ölen
  5. ölt
  6. ölen
Imperfekt
  1. ölte
  2. öltest
  3. ölte
  4. ölten
  5. öltet
  6. ölten
Perfekt
  1. habe geölt
  2. hast geölt
  3. hat geölt
  4. haben geölt
  5. habt geölt
  6. haben geölt
1. Konjunktiv [1]
  1. öle
  2. ölest
  3. öle
  4. ölen
  5. ölet
  6. ölen
2. Konjunktiv
  1. ölte
  2. öltest
  3. ölte
  4. ölten
  5. öltet
  6. ölten
Futur 1
  1. werde ölen
  2. wirst ölen
  3. wird ölen
  4. werden ölen
  5. werdet ölen
  6. werden ölen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ölen
  2. würdest ölen
  3. würde ölen
  4. würden ölen
  5. würdet ölen
  6. würden ölen
Diverses
  1. öl!
  2. ölt!
  3. ölen Sie!
  5. geölt
  6. ölend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ölen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vertrekken Abfahren; Abreisen; Fortgehen; Gehen; Halle; Kammer; Lokalität; Platz; Raum; Räumlichkeit; Saal; Verlassen; Weg gehen; Weggehen; Zimmer
verwijderen Abnehmen; Amputieren; Entfernen
weggaan Fortgehen; Gehen; Verlassen; Weg gehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afreizen abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen
doorsmeren abschmieren; einfetten; einreiben; einschmieren; fetten; schmieren; ölen
inoliën abschmieren; einfetten; einschmieren; fetten; schmieren; ölen
invetten abschmieren; einfetten; einschmieren; fetten; schmieren; ölen
oliën abschmieren; einfetten; einschmieren; fetten; schmieren; ölen
opstappen abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen
smeren abfahren; abreisen; abschmieren; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen
vertrekken abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abreisen; aufbrechen; ausscheiden; austreten; fortgehen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; weggehen; wegreisen
verwijderen abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen Bereinigung; beseitigen; deinstallieren; entfernen; fortbringen; fortschaffen; löschen; schließen; trennen; vertreiben; verwerfen; wegschaffen; wegtun
weggaan abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abreisen; aufbrechen; fortreisen; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen
wegreizen abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen
wegtrekken abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; losfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen abfahren; abreisen; fortfahren; fortreisen; wegfahren; wegreisen
zalven salben; ölen

Synoniemen voor "ölen":


Wiktionary: ölen

ölen
verb
  1. met olie bewerken
Cross Translation:
FromToVia
• ölen → zalven ↔ anoint — to smear or rub over with oil or an unctuous substance
• ölen → zalven ↔ anoint — to apply oil to or to pour oil upon
• ölen → smeren; oliën ↔ oil — lubricate with oil







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0277 seconde
Page rendered in 1.0 seconds