Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal überdauern

Vertaal überdauern van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. überdauern:

Duits

Uitgebreide vertaling voor überdauern (Duits) in het Nederlands

überdauern:

überdauern werkwoord (überdauere, überdauerst, überdauert, überdauerte, überdauertet, überdauert)

  1. überdauern
    langer duren
    • langer duren werkwoord (duur langer, duurt langer, duurde langer, duurden langer, langer geduurd)
  2. überdauern (überleben; überstehen)
    overleven; in leven blijven
    • overleven werkwoord (overleef, overleeft, overleefde, overleefden, overleefd)
    • in leven blijven werkwoord (blijf in leven, blijft in leven, bleef in leven, bleven in leven, in leven gebleven)
  3. überdauern (ausharren; dulden; aushalten; durchhalten)
    verdragen; velen; dulden
    • verdragen werkwoord (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • velen werkwoord (veel, veelt, veelde, veelden, geveeld)
    • dulden werkwoord (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
  4. überdauern (überstehen; vertragen; bestehen; )
    doorstaan; verdragen; doorleven; verteren; verduren
    • doorstaan werkwoord (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
    • verdragen werkwoord (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • doorleven werkwoord
    • verteren werkwoord (verteer, verteert, verteerde, verteerden, verteerd)
    • verduren werkwoord (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)

Conjugations for überdauern:

Präsens
  1. überdauere
  2. überdauerst
  3. überdauert
  4. überdaueren
  5. überdauert
  6. überdaueren
Imperfekt
  1. überdauerte
  2. überdauertest
  3. überdauerte
  4. überdauerten
  5. überdauertet
  6. überdauerten
Perfekt
  1. habe überdauert
  2. hast überdauert
  3. hat überdauert
  4. haben überdauert
  5. habt überdauert
  6. haben überdauert
1. Konjunktiv [1]
  1. überdauere
  2. überdauerest
  3. überdauere
  4. überdaueren
  5. überdaueret
  6. überdaueren
2. Konjunktiv
  1. überdauerte
  2. überdauertest
  3. überdauerte
  4. überdauerten
  5. überdauertet
  6. überdauerten
Futur 1
  1. werde überdauern
  2. wirst überdauern
  3. wird überdauern
  4. werden überdauern
  5. werdet überdauern
  6. werden überdauern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde überdauern
  2. würdest überdauern
  3. würde überdauern
  4. würden überdauern
  5. würdet überdauern
  6. würden überdauern
Diverses
  1. überdauer!
  2. überdauert!
  3. überdaueren Sie!
  5. überdauert
  6. überdauernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor überdauern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overleven Fortbestand; Fortbestehen; Überleben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorleven aufbrauchen; aufzehren; ausgeben; aushalten; ausharren; bestehen; dulden; durchhalten; durchmachen; erdulden; erfahren; erleben; erleiden; ertragen; fühlen; leiden; sinken; standhalten; stehlen; tragen; untergehen; verbrauchen; verdauen; vertragen; verzehren; zehren; überdauern; überstehen
doorstaan aufbrauchen; aufzehren; ausgeben; aushalten; ausharren; bestehen; dulden; durchhalten; durchmachen; erdulden; erfahren; erleben; erleiden; ertragen; fühlen; leiden; sinken; standhalten; stehlen; tragen; untergehen; verbrauchen; verdauen; vertragen; verzehren; zehren; überdauern; überstehen ausgestreckt halten; aushalten; ausharren; durchhalten; ertragen; tragen
dulden aushalten; ausharren; dulden; durchhalten; überdauern ausgestreckt halten; aushalten; ausharren; austeilen; bekräftigen; bewilligen; dulden; durchhalten; eingestehen; einräumen; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; ertragen; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gutheißen; lassen; nachgeben; tragen; zulassen; zustimmen
in leven blijven überdauern; überleben; überstehen
langer duren überdauern
overleven überdauern; überleben; überstehen
velen aushalten; ausharren; dulden; durchhalten; überdauern
verdragen aufbrauchen; aufzehren; ausgeben; aushalten; ausharren; bestehen; dulden; durchhalten; durchmachen; erdulden; erfahren; erleben; erleiden; ertragen; fühlen; leiden; sinken; standhalten; stehlen; tragen; untergehen; verbrauchen; verdauen; vertragen; verzehren; zehren; überdauern; überstehen ausgestreckt halten; aushalten; ausharren; durchhalten; ertragen; tragen
verduren aufbrauchen; aufzehren; ausgeben; aushalten; ausharren; bestehen; dulden; durchhalten; durchmachen; erdulden; erfahren; erleben; erleiden; ertragen; fühlen; leiden; sinken; standhalten; stehlen; tragen; untergehen; verbrauchen; verdauen; vertragen; verzehren; zehren; überdauern; überstehen ausgestreckt halten; aushalten; ausharren; durchhalten; ertragen; tragen
verteren aufbrauchen; aufzehren; ausgeben; aushalten; ausharren; bestehen; dulden; durchhalten; durchmachen; erdulden; erfahren; erleben; erleiden; ertragen; fühlen; leiden; sinken; standhalten; stehlen; tragen; untergehen; verbrauchen; verdauen; vertragen; verzehren; zehren; überdauern; überstehen abfaulen; abnutzen; abtragen; aufbrauchen; auftragen; aufzehren; ausfaulen; konsumieren; verbrauchen; verfaulen; vergehen; verwirken; verzehren; wegfaulen; zehren; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen

Synoniemen voor "überdauern":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0901 seconde
Page rendered in 1.0 seconds