Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. überholt:
  2. überholen:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor überholt (Duits) in het Nederlands

überholt:

überholt bijvoeglijk naamwoord

  1. überholt (vorbeigefahren; eingeholt; aufgeschlossen)
    voorbij gestreefd; ingehaald
  2. überholt (vorbei)
    passé

Vertaal Matrix voor überholt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
passé vorbei; überholt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ingehaald aufgeschlossen; eingeholt; vorbeigefahren; überholt eingebracht; eingefahren; eingeholt
voorbij gestreefd aufgeschlossen; eingeholt; vorbeigefahren; überholt

Synoniemen voor "überholt":


überholt vorm van überholen:

überholen werkwoord (überhole, überholst, überholt, überholte, überholtet, überholt)

  1. überholen (reparieren)
    reviseren
    • reviseren werkwoord (reviseer, reviseert, reviseerde, reviseerden, gereviseerd)
  2. überholen (zuvorkommen; vermeiden; vorkommen; verhüten)
    voorkomen; ondervangen; een bezwaar ondervangen
  3. überholen (einholen)
    inhalen; inlopen
    • inhalen werkwoord (haal in, haalt in, haalde in, haalden in, ingehaald)
    • inlopen werkwoord (loop in, loopt in, liep in, liepen in, ingelopen)
  4. überholen (Passieren; vorbeifahren; vorübergehen)
    passeren; voorbijgaan; inhalen; voorbijrijden
    • passeren werkwoord (passeer, passeert, passeerde, passeerden, gepasseerd)
    • voorbijgaan werkwoord (ga voorbij, gaat voorbij, ging voorbij, gingen voorbij, voorbij gegaan)
    • inhalen werkwoord (haal in, haalt in, haalde in, haalden in, ingehaald)
    • voorbijrijden werkwoord (rijd voorbij, rijdt voorbij, reed voorbij, reden voorbij, voorbij gereden)

Conjugations for überholen:

Präsens
  1. überhole
  2. überholst
  3. überholt
  4. überholen
  5. überholt
  6. überholen
Imperfekt
  1. überholte
  2. überholtest
  3. überholte
  4. überholten
  5. überholtet
  6. überholten
Perfekt
  1. habe überholt
  2. hast überholt
  3. hat überholt
  4. haben überholt
  5. habt überholt
  6. haben überholt
1. Konjunktiv [1]
  1. überhole
  2. überholest
  3. überhole
  4. überholen
  5. überholet
  6. überholen
2. Konjunktiv
  1. überholte
  2. überholtest
  3. überholte
  4. überholten
  5. überholtet
  6. überholten
Futur 1
  1. werde überholen
  2. wirst überholen
  3. wird überholen
  4. werden überholen
  5. werdet überholen
  6. werden überholen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde überholen
  2. würdest überholen
  3. würde überholen
  4. würden überholen
  5. würdet überholen
  6. würden überholen
Diverses
  1. überhol!
  2. überholt!
  3. überholen Sie!
  4. überholt
  5. überholend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor überholen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inhalen Aufholen
inlopen Anlaufen
voorkomen Ansicht; Aussehen; Deckmantel; Erscheinung; Erscheinungsform; Gestalt; Statur; Äußere
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
een bezwaar ondervangen verhüten; vermeiden; vorkommen; zuvorkommen; überholen
inhalen Passieren; einholen; vorbeifahren; vorübergehen; überholen abbüßen; aufarbeiten; einholen; gutmachen; sühnen
inlopen einholen; überholen besuchen; hereinfallen; vorbeikommen
ondervangen verhüten; vermeiden; vorkommen; zuvorkommen; überholen abfangen; annullieren; aufheben; aufschnappen; unterschlagen; wider'rufen; widerrufen; zuvorkommen
passeren Passieren; vorbeifahren; vorübergehen; überholen geschehen; passieren; sich ereignen
reviseren reparieren; überholen
voorbijgaan Passieren; vorbeifahren; vorübergehen; überholen ablaufen; vergehen; verstreichen; vorbei gehen
voorbijrijden Passieren; vorbeifahren; vorübergehen; überholen
voorkomen verhüten; vermeiden; vorkommen; zuvorkommen; überholen passieren
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
voorkomen aufhalten; behindern; blockieren; entgegenarbeiten; hemmen; hindern; stören

Synoniemen voor "überholen":


Wiktionary: überholen

überholen
verb
  1. tot betere prestatie komen dan de opponenten

Cross Translation:
FromToVia
überholen ontlopen outrun — run faster
überholen inhalen overhaul — to pass, overtake, or travel past
überholen inhalen overtake — To pass a more slowly moving object