Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Abstecken:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abstecken (Duits) in het Nederlands

Abstecken:

Abstecken [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abstecken (Abgrenzung; Abgrenzen; Abzäunen)
    de afbakening; afpalen; afbakenen
  2. Abstecken
    afspelden

Vertaal Matrix voor Abstecken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbakenen Abgrenzen; Abgrenzung; Abstecken; Abzäunen
afbakening Abgrenzen; Abgrenzung; Abstecken; Abzäunen
afpalen Abgrenzen; Abgrenzung; Abstecken; Abzäunen
afspelden Abstecken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbakenen abgrenzen; abstecken; abzäunen; begrenzen; einhegen; einzäunen; festlegen; neppen; prellen; trassieren; umzäunen; übervorteilen
afpalen abgrenzen; abstecken; abzäunen; begrenzen; einhegen; einzäunen; festlegen; neppen; prellen; trassieren; umzäunen; übervorteilen
afspelden abstecken