Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Abzäunen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abzäunen (Duits) in het Nederlands

Abzäunen:

Abzäunen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abzäunen (Abgrenzung; Abgrenzen; Abstecken)
    de afbakening; afpalen; afbakenen

Vertaal Matrix voor Abzäunen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbakenen Abgrenzen; Abgrenzung; Abstecken; Abzäunen
afbakening Abgrenzen; Abgrenzung; Abstecken; Abzäunen
afpalen Abgrenzen; Abgrenzung; Abstecken; Abzäunen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbakenen abgrenzen; abstecken; abzäunen; begrenzen; einhegen; einzäunen; festlegen; neppen; prellen; trassieren; umzäunen; übervorteilen
afpalen abgrenzen; abstecken; abzäunen; begrenzen; einhegen; einzäunen; festlegen; neppen; prellen; trassieren; umzäunen; übervorteilen