Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Anpacken:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Anpacken (Duits) in het Nederlands

Anpacken:

Anpacken [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Anpacken (Anfassen)
    aangrijpen; aanpakken; aanklampen; beetpakken; aanvatten

Vertaal Matrix voor Anpacken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangrijpen Anfassen; Anpacken
aanklampen Anfassen; Anpacken
aanpakken Anfassen; Anpacken
aanvatten Anfassen; Anpacken
beetpakken Anfassen; Anpacken Festnehmen; Festpacken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangrijpen anwenden; benutzen; einsetzen; ergreifen; gebrauchen; handhaben; hantieren; rühren; verwenden
aanklampen anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen
aanpakken annehmen; anpacken; begreifen; durchgreifen; fassen; festgreifen; greifen; packen; von anpacken wissen; zugreifen; zulangen
aanvatten annehmen
beetpakken anfassen; anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; packen; zugreifen

Verwante vertalingen van Anpacken