Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Antikörper:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Antikörper (Duits) in het Nederlands

Antikörper:

Antikörper [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Antikörper (Abwehrstoffe; Antistoffe)
    de afweerstoffen; de antistoffen; tegenstoffen

Antikörper [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Antikörper (Antistoff)
    de antistof; de afweerstof; tegenstof

Vertaal Matrix voor Antikörper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afweerstof Antikörper; Antistoff
afweerstoffen Abwehrstoffe; Antikörper; Antistoffe
antistof Antikörper; Antistoff
antistoffen Abwehrstoffe; Antikörper; Antistoffe
tegenstof Antikörper; Antistoff
tegenstoffen Abwehrstoffe; Antikörper; Antistoffe

Wiktionary: Antikörper

Antikörper
noun
  1. Medizin: Abwehrstoff im Blut – zentrale Bestandteile des Immunsystems, die der Körper zur Abwehr fremder Substanzen bildet
Antikörper
noun
  1. (medisch, nld) antistof in het bloed

Cross Translation:
FromToVia
Antikörper antideeltje; antilichaam antibody — protein that binds to a specific antigen