Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Antritt (Duits) in het Nederlands

Antritt:

Antritt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Antritt (Eintreffen; Eintritt; Anfang; )
    de entree; de binnenkomst; de intrede; de intocht
    • entree [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • binnenkomst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • intrede [de ~] zelfstandig naamwoord
    • intocht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Antritt (Hinnahme; Akzeptierung; Übernahme; Antreten)
    de aanvaarding; innerlijke aanvaarding; aanvaarden

Vertaal Matrix voor Antritt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvaarden Akzeptierung; Antreten; Antritt; Hinnahme; Übernahme Akzeptieren; Annehmen; Antreten; Aufnahme
aanvaarding Akzeptierung; Antreten; Antritt; Hinnahme; Übernahme
binnenkomst Anfang; Ankunft; Antreten; Antritt; Eindringen; Einkommen; Einnahme; Eintreffen; Eintreten; Eintritt; Einzug; Einzüge; Kommen Ankunft; Eintreffen
entree Anfang; Ankunft; Antreten; Antritt; Eindringen; Einkommen; Einnahme; Eintreffen; Eintreten; Eintritt; Einzug; Einzüge; Kommen Diele; Eingang; Eingangshalle; Eintrittpreis; Eintrittsgeld; Eintrittspreis; Entree; Flur; Halle; Portal; Tür; Vestibül; Vorhalle; Zugang; Zutritt
innerlijke aanvaarding Akzeptierung; Antreten; Antritt; Hinnahme; Übernahme
intocht Anfang; Ankunft; Antreten; Antritt; Eindringen; Einkommen; Einnahme; Eintreffen; Eintreten; Eintritt; Einzug; Einzüge; Kommen
intrede Anfang; Ankunft; Antreten; Antritt; Eindringen; Einkommen; Einnahme; Eintreffen; Eintreten; Eintritt; Einzug; Einzüge; Kommen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvaarden akzeptieren; annehmen; beginnen; ein Geschenk annehmen; einkassieren; einstecken; empfangen; hinnehmen; in Empfang nehmen; schlucken; sich etwas gefallen lassen; starten

Synoniemen voor "Antritt":

  • Akzeleration; Beschleunigung; Geschwindigkeitszunahme; Temposteigerung