Bank in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Bank:
- bank; bankgebouw; zitbank; canapé; handelsbank
Wiktionary:
- Bank → bank, zitbank, bok, ezel, stellage, rek, schraag, stander, werkbank

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bank (Duits) in het Nederlands

die Bank (Bankgebäude)
de bank; het bankgebouw
- bank [de ~] zelfstandig naamwoord
- bankgebouw [het ~] zelfstandig naamwoord
die Bank (Sofa; Sitzbank; Couch; Kanapee)
de bank; de zitbank; de canapé
- bank [de ~] zelfstandig naamwoord
- zitbank [de ~] zelfstandig naamwoord
- canapé [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
die Bank (Handelsbank)
de bank; de handelsbank
- bank [de ~] zelfstandig naamwoord
- handelsbank [de ~] zelfstandig naamwoord
die Bank
de bank
- bank [de ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bank	Bank; Bankgebäude; Couch; Handelsbank; Kanapee; Sitzbank; Sofa	Sitzbank; Sitzplatz
bankgebouw	Bank; Bankgebäude
canapé	Bank; Couch; Kanapee; Sitzbank; Sofa	Kanapee; Sofa
handelsbank	Bank; Handelsbank	Geschäftsbank
zitbank	Bank; Couch; Kanapee; Sitzbank; Sofa	Sitzbank; Sitzplatz

Cross Translation:

From	To	Via
• Bank	→ bank	↔ bank — institution
• Bank	→ bank	↔ bank — branch office of such an institution
• Bank	→ bank	↔ bed — area where a large number of shellfish is found
• Bank	→ bank	↔ bench — sports: where players sit when not playing
• Bank	→ bank; zitbank	↔ bench — long seat
• Bank	→ bank; bok; ezel; stellage; rek; schraag; stander; werkbank	↔ établi — Table destinée au travail de certains métiers manuels