Begleiter in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Begleiter:
- geleider; elektriciteitsgeleider; curator; voogd; partner; gezellin
Wiktionary:
- Begleiter → begeleider
- Begleiter → begeleider, metgezel, gezel, maat, partner, kameraad, kornuit, makker

Duits

Uitgebreide vertaling voor Begleiter (Duits) in het Nederlands

der Begleiter (Elektrizitätsleiter; Leiter; Schiene; Führer)
de geleider; elektriciteitsgeleider
- geleider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- elektriciteitsgeleider [znw.] zelfstandig naamwoord
der Begleiter (Kurator; Konkursverwalter; Vormund; Aufseher; Inspizient; Konservator; Gefährte; Konkursrichter)
de curator; de voogd
- curator [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- voogd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Begleiter (Gesellin; Freund; Kumpel; Geselle; Genosse; Macker; Kamerad)
de partner; de gezellin
- partner [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gezellin [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
curator	Aufseher; Begleiter; Gefährte; Inspizient; Konkursrichter; Konkursverwalter; Konservator; Kurator; Vormund	Konkurrenzverwalter; Nachlaßpfleger
elektriciteitsgeleider	Begleiter; Elektrizitätsleiter; Führer; Leiter; Schiene
geleider	Begleiter; Elektrizitätsleiter; Führer; Leiter; Schiene	Stromleiter; Wärmeleiter
gezellin	Begleiter; Freund; Genosse; Geselle; Gesellin; Kamerad; Kumpel; Macker
partner	Begleiter; Freund; Genosse; Geselle; Gesellin; Kamerad; Kumpel; Macker	Ehegatte; Ehepartner; Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Genosse; Geschäftspartner; Geselle; Kamerad; Kompagnon; Komplize; Kumpel; Lebensgefährte; Lebenspartner; Macker; Mann; Mitinhaber; Mitkämpfer; Partner
voogd	Aufseher; Begleiter; Gefährte; Inspizient; Konkursrichter; Konkursverwalter; Konservator; Kurator; Vormund	Familienvormund; Vormund
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
partner		Partner

Begleiter

noun

Musik: Person, die einen Solisten auf einem Instrument begleitet
- Begleiter → begeleider
allgemein: jemand, der jemanden begleitet; jemand, der gemeinsam mit jemandem irgendwo hingehen
- Begleiter → begeleider

Cross Translation:

From	To	Via
• Begleiter	→ begeleider; metgezel; gezel; maat; partner; kameraad; kornuit; makker	↔ compagnon — Celui qui est habituellement avec un autre ou qui fait avec lui la même chose.