Branche in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Branche:
- branche; bedrijfstak; economische sector; beroepsgroep; ambacht; stiel; métier; vak; metier; Branche; Line-Of-Business; LOB; verticaal; bedrijfstak verticaal
Wiktionary:
- Branche → branch, bedrijfstak, vakgebied, sector, afdeling, geleding, sectie, tak

Duits

Uitgebreide vertaling voor Branche (Duits) in het Nederlands

die Branche (Gewerbezweig; Betriebszweig; Geschäftszweig)
de branche; de bedrijfstak; economische sector
- branche [de ~] zelfstandig naamwoord
- bedrijfstak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- economische sector [znw.] zelfstandig naamwoord
die Branche (Berufsgruppe)
de branche; de beroepsgroep
- branche [de ~] zelfstandig naamwoord
- beroepsgroep [de ~] zelfstandig naamwoord
die Branche (Handwerk; Gewerbe; Wirtschaft; Kaufhandel; Handel; Erwerb; Beruf)
het ambacht; de stiel; métier; het vak
- ambacht [het ~] zelfstandig naamwoord
- stiel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- métier [znw.] zelfstandig naamwoord
- vak [het ~] zelfstandig naamwoord
die Branche (Metier; Fach; Beruf)
het metier
- metier [het ~] zelfstandig naamwoord
die Branche
Branche
- Branche
die Branche
de bedrijfstak
- bedrijfstak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
die Branche
Line-Of-Business; LOB
- Line-Of-Business
- LOB
die Branche
verticaal; bedrijfstak verticaal
- verticaal
- bedrijfstak verticaal

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ambacht	Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft	Arbeit; Beschäftigung; Tätigkeit
bedrijfstak	Betriebszweig; Branche; Geschäftszweig; Gewerbezweig	Tätigkeitsbereich des Unternehmens
beroepsgroep	Berufsgruppe; Branche
branche	Berufsgruppe; Betriebszweig; Branche; Geschäftszweig; Gewerbezweig	Bedingungsverzweigung; Verzweigung; Verzweigungselement
economische sector	Betriebszweig; Branche; Geschäftszweig; Gewerbezweig	Wirtschaftsbereich
metier	Beruf; Branche; Fach; Metier
métier	Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft
stiel	Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft
vak	Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft	Arbeit; Beruf; Beschäftigung; Fach; Gefrierfach; Tätigkeit
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
verticaal		senkrecht; vertikal
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Branche	Branche
LOB	Branche
Line-Of-Business	Branche
bedrijfstak verticaal	Branche
verticaal	Branche

Cross Translation:

From	To	Via
• Branche	→ branch; bedrijfstak; vakgebied	↔ branch — area in business or of knowledge, research
• Branche	→ sector	↔ industry — businesses of the same type
• Branche	→ afdeling; geleding; sectie; tak	↔ branche — Traductions à trier suivant le sens