Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Dusche:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Dusche (Duits) in het Nederlands

Dusche:

Dusche [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Dusche (Brausebad; Duschbäder; Duschbad; )
    de douche; het stortbad
    • douche [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stortbad [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Dusche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
douche Brause; Brausebad; Duschbad; Duschbäder; Dusche; Spritzbad; Sturzbad
stortbad Brause; Brausebad; Duschbad; Duschbäder; Dusche; Spritzbad; Sturzbad

Synoniemen voor "Dusche":


Wiktionary: Dusche

Dusche
noun
  1. Einrichtung, meist im Badezimmer, die das Wasser aus größerer Höhe auf den Körper fallen lässt und so das schnelle Waschen des Körpers erlaubt
Dusche
noun
  1. Stortbad

Cross Translation:
FromToVia
Dusche douche; stortbad shower — device for bathing
Dusche douche; stortbad shower — instance of using of this device