Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Gegenstück:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gegenstück (Duits) in het Nederlands

Gegenstück:

Gegenstück [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gegenstück (Pendant)
    de pendant
    • pendant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. Gegenstück (Gegenteil)
    de tegenhanger; de antithese
  3. Gegenstück (Gleiche)
    de gelijke; de weerga
    • gelijke [de ~] zelfstandig naamwoord
    • weerga [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. Gegenstück (Gegenteil; Gegensatz; Antipode; Kontrast)
    het tegendeel
  5. Gegenstück (Gegenpol; Gegensatz; Gegensätze; )
    de tegenpool; antipool

Vertaal Matrix voor Gegenstück:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
antipool Gegenbild; Gegenpol; Gegensatz; Gegenstück; Gegensätze; Gegenteil; Kontrast
antithese Gegenstück; Gegenteil
gelijke Gegenstück; Gleiche
pendant Gegenstück; Pendant
tegendeel Antipode; Gegensatz; Gegenstück; Gegenteil; Kontrast
tegenhanger Gegenstück; Gegenteil
tegenpool Gegenbild; Gegenpol; Gegensatz; Gegenstück; Gegensätze; Gegenteil; Kontrast
weerga Gegenstück; Gleiche
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tegendeel andersherum; entgegengesetzt
weerga seines gleichen

Synoniemen voor "Gegenstück":

  • Parallele
  • Analogon; dazu passende Sache; Entsprechung; Korrelat; Pendant

Wiktionary: Gegenstück

Gegenstück
noun
  1. contrast
  2. iemand of iets met vergelijkbare functie of eigenschappen aan gene zijde van een scheidslijn

Cross Translation:
FromToVia
Gegenstück complement; tegenhanger; pendant counterpart — either of two parts that fit together, or complement one another