Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Geneigtheit:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Geneigtheit (Duits) in het Nederlands

Geneigtheit:

Geneigtheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Geneigtheit (Hang; Neigung; Tendenz; )
    de inclinatie; de neiging; de hang; de gezindheid; de geneigdheid
    • inclinatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • neiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • hang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gezindheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • geneigdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. die Geneigtheit (Tendenz; Einstellung; Neigung)
    de tendentie

Vertaal Matrix voor Geneigtheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geneigdheid Einstellung; Geneigtheit; Gesinnung; Hang; Neigung; Tendenz; Trend; Vorliebe Ausrichtung; Neigung; Tendenz; Trend
gezindheid Einstellung; Geneigtheit; Gesinnung; Hang; Neigung; Tendenz; Trend; Vorliebe Anschauung; Ansicht; Auffassung; Bekenntnis; Denkweise; Gesinnung; Glaube; Glaubensüberzeugung; Konfession; Religionsbekenntnis; Religiösität; Sinnesart; Standpunkt; religiöse Überzeugung; Überzeugung
hang Einstellung; Geneigtheit; Gesinnung; Hang; Neigung; Tendenz; Trend; Vorliebe
inclinatie Einstellung; Geneigtheit; Gesinnung; Hang; Neigung; Tendenz; Trend; Vorliebe Zuneigung
neiging Einstellung; Geneigtheit; Gesinnung; Hang; Neigung; Tendenz; Trend; Vorliebe Andrag; Antrieb; Ausrichtung; Neigung; Tendenz; Trend
tendentie Einstellung; Geneigtheit; Neigung; Tendenz

Synoniemen voor "Geneigtheit":