Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Glocke:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Glocke (Duits) in het Nederlands

Glocke:

Glocke [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Glocke (Klingel; Schelle)
    de bel; de schel
    • bel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • schel [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Glocke (Glasglocke; Käseglocke)
    de deksel; de stolp; de dop; het boerenhuis; de kaasstolp; stolphuis; stulpkooi
    • deksel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • stolp [de ~] zelfstandig naamwoord
    • dop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • boerenhuis [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kaasstolp [de ~] zelfstandig naamwoord
    • stolphuis [znw.] zelfstandig naamwoord
    • stulpkooi [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Glocke:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bel Glocke; Klingel; Schelle
boerenhuis Glasglocke; Glocke; Käseglocke Bauerngehöft; Bauernhaus
deksel Glasglocke; Glocke; Käseglocke Augenlid; Deckel
dop Glasglocke; Glocke; Käseglocke Deckel; Kappe; Verschlusskappe
kaasstolp Glasglocke; Glocke; Käseglocke
schel Glocke; Klingel; Schelle
stolp Glasglocke; Glocke; Käseglocke
stolphuis Glasglocke; Glocke; Käseglocke
stulpkooi Glasglocke; Glocke; Käseglocke
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schel anzüglich; gellend; grell; höllisch; schrill; schroff

Synoniemen voor "Glocke":


Wiktionary: Glocke


Cross Translation:
FromToVia
Glocke klok; bel bell — percussive instrument
Glocke bel; rinkelbel; schel; klok sonnetteclochette dont on se servir pour appeler ou pour avertir.