Knall in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Knall:
- explosie; bam; ontploffing; knal; plof; dreun; klap; smak; kwak; bons; pof
Wiktionary:
- Knall → knal, hijs
- Knall → knal, klap, explosie, gekraak

Duits

Uitgebreide vertaling voor Knall (Duits) in het Nederlands

der Knall (Schuß)
de explosie; bam; de ontploffing; de knal; de plof
- explosie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bam [znw.] zelfstandig naamwoord
- ontploffing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- knal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- plof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Knall (Schuß; Bums; Krach; Plumps; Fall)
de dreun; de klap; de knal; de smak; de kwak
- dreun [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- knal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- smak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kwak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Knall (Stoß; Krach; Schlag; Bums)
de bons; de pof
- bons [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord, mv.
- pof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bam	Knall; Schuß
bons	Bums; Knall; Krach; Schlag; Stoß
dreun	Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß	Faustschlag; Handschlag; Hieb; Klaps; Schlag
explosie	Knall; Schuß	Auflösung
klap	Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß	Anschwärzung; Bums; Einkalkulierung; Geklatsch; Geplauder; Gequassel; Gerede; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Hau; Hieb; Klaps; Klatsch; Klatscherei; Lästerrede; Lästerung; Maulschelle; Ohrfeige; Plauderei; Puff; Schlag; Stoß; Tratsch; Verleumdung; Wäscherei; leichter Schlag
knal	Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß	Hieb; Klaps; Schlag
kwak	Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß	Dreck; Klacks; Klecks; Klumpen; Matsch; Schlamm; Schmutz
ontploffing	Knall; Schuß
plof	Knall; Schuß
pof	Bums; Knall; Krach; Schlag; Stoß
smak	Bums; Fall; Knall; Krach; Plumps; Schuß

Knall

noun

Knall

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Knall	→ knal; klap	↔ bang — A sudden percussive noise
• Knall	→ knal; klap; explosie	↔ bang — An explosion
• Knall	→ gekraak	↔ crack — sharp sound made when solid material breaks