Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Kundschaft:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kundschaft (Duits) in het Nederlands

Kundschaft:

Kundschaft [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Kundschaft (Besucher; Gäste; Klientel; Kundenkreis)
    de klanten; de bezoekers
    • klanten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • bezoekers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Kundschaft [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Kundschaft (Klientel; Kundenkreis; Gäste)
    de clientèle; de klantenkring; de klandizie; de klanten
  2. die Kundschaft (Kundenkreis)
    de cliënteel
  3. die Kundschaft (Kunden)
    de clientèle
  4. die Kundschaft
    de klantenkring

Vertaal Matrix voor Kundschaft:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bezoekers Besucher; Gäste; Klientel; Kundenkreis; Kundschaft
clientèle Gäste; Klientel; Kunden; Kundenkreis; Kundschaft
cliënteel Kundenkreis; Kundschaft
klandizie Gäste; Klientel; Kundenkreis; Kundschaft Handelsware; Kaufware
klanten Besucher; Gäste; Klientel; Kundenkreis; Kundschaft Deb.; Debitoren; Klient; Kunde
klantenkring Gäste; Klientel; Kundenkreis; Kundschaft

Synoniemen voor "Kundschaft":


Wiktionary: Kundschaft

Kundschaft
noun
  1. Gesamtheit der Kunden

Cross Translation:
FromToVia
Kundschaft verkenning reconnaissance — act of gathering information