Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Pool:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Pool (Duits) in het Nederlands

Pool:

Pool [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Pool (Einsatz; Geldeinlage; Spielgeld)
    de poule; de inzet; de pot; het speelgeld
    • poule [de ~] zelfstandig naamwoord
    • inzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • speelgeld [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Pool

Vertaal Matrix voor Pool:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inzet Einsatz; Geldeinlage; Pool; Spielgeld Anfang; Anfangen; Beginn; Einleitung; Einsatz; Ergebenheit; Eröffnung; Hingabe; Hingebung; Start; Treue; Verwendung; Widmung; Ziel; Zielsetzung; Zweck; Übergabe
pool Pol
pot Einsatz; Geldeinlage; Pool; Spielgeld Bottich; Eimer; Faß; Kochtopf; Kübel; Lesbe; Lesbierin; Partie; Schlacht; Schmortopf; Schüssel; Spiel; Spielchen; Spielraum; Streit; Tonne; Topf; Trog; Wanne; Wettbewerb; Wettkampf; Wettstreit
poule Einsatz; Geldeinlage; Pool; Spielgeld
speelgeld Einsatz; Geldeinlage; Pool; Spielgeld
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
pool Pool

Synoniemen voor "Pool":


Wiktionary: Pool


Cross Translation:
FromToVia
Pool zwembad; zwemdok swimming pool — Pool