Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Quittung:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor Quittung:
    • betalingsbewijs


Duits

Uitgebreide vertaling voor Quittung (Duits) in het Nederlands

Quittung:

Quittung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Quittung (Kassenbon; Beleg; Kassenschein; Empfangsschein)
    de kwitantie
  2. die Quittung (Kassenbon; Kassenschein)
    de kassabon
    • kassabon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. die Quittung (Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein)
    de kwijting
    • kwijting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. die Quittung (Empfangsbestätigung; Beleg; Bescheinigung; Rückschein; Empfangsschein)
    bewijs van ontvangst; het reçu
  5. die Quittung
    de kwitanties

Vertaal Matrix voor Quittung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewijs van ontvangst Beleg; Bescheinigung; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Quittung; Rückschein
kassabon Kassenbon; Kassenschein; Quittung
kwijting Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung
kwitantie Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung
kwitanties Quittung
reçu Beleg; Bescheinigung; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Quittung; Rückschein Abschnitt; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Schein; Zettel; Überweisungsschein

Synoniemen voor "Quittung":


Wiktionary: Quittung

Quittung
Cross Translation:
FromToVia
Quittung kwitantie; ontvangstbevestiging acknowledgement — indication of a successful receipt of a transmission
Quittung ontvangstbevestiging acknowledgement — message informing that the originator's communication has been received and understood
Quittung erkenning acknowledgment — act of acknowledging
Quittung ontvangsbewijs; kwitantie; bonnetje receipt — written acknowledgement
Quittung reçu; betalingsbewijs voucher — A receipt
Quittung kwitantie quittanceécrit que l’on donner à quelqu’un et par lequel on déclarer qu’il payer, acquitter une somme d’argent, une redevance, un droit, etc.