Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal Sicherheit

Vertaal Sicherheit van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Sicherheit:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Sicherheit (Duits) in het Nederlands

Sicherheit:

Sicherheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Sicherheit (Protektion; Schutz; Sicherung)
    de veiligheid; de beveiliging; de bescherming; de protectie
  2. die Sicherheit (Protektion; Schutz; Sicherung)
    de veiligheid; de bescherming; de beschutting
  3. die Sicherheit (Garantie; Gewißheit; Pfand)
    de zekerheid; de vastigheid; de vastheid; de stelligheid; gewisheid
  4. die Sicherheit (Bürge; Bürgschaft; Gewähr; )
    de garantie; de waarborg; de cautie; het onderpand; de waarborgsom; de borg; waarborging; het pand
    • garantie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • waarborg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • cautie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • onderpand [het ~] zelfstandig naamwoord
    • waarborgsom [de ~] zelfstandig naamwoord
    • borg [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • waarborging [znw.] zelfstandig naamwoord
    • pand [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Sicherheit (Schutz; Protrektion; Beschützung; Geborgenheit)
    de bescherming; de protectie
  6. die Sicherheit (Bestimmtheit; Entschlossenheit; Entschiedenheit)
    de vastberadenheid; de pertinentie; de stelligheid; de beslistheid
  7. die Sicherheit (Bestimmtheit; Entschlossenheit; Entschiedenheit)
    de vastbeslotenheid; de gedecideerdheid
  8. die Sicherheit (Festigkeit; Solidität; Stabilität; )
    de stevigheid; de soliditeit; de hechtheid; de vastheid
  9. die Sicherheit (Bürgschaft; Sicherheitsleistung; Unterpfand; Kaution; Pfand)
    de waarborgsom; de securiteit; het onderpand
  10. die Sicherheit (Fleckenlosigkeit; Makellosigkeit)
    feilloosheid
  11. die Sicherheit (Unumstößlichkeit; Festigkeit; Gewißheit; )
    onwankelbaarheid; de onwrikbaarheid; onomstotelijkheid
  12. die Sicherheit (Unverbrüchlichkeit; Festigkeit; Dichte; )
    onverbrekelijkheid
  13. die Sicherheit
    de garantie
    • garantie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  14. die Sicherheit (IT-Sicherheit)
    de beveiliging

Sicherheit

  1. Sicherheit
    Veiligheid

Vertaal Matrix voor Sicherheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bescherming Beschützung; Geborgenheit; Protektion; Protrektion; Schutz; Sicherheit; Sicherung Administration; Kontrolle; Schutz; Schutz von Daten; Verwaltung
beschutting Protektion; Schutz; Sicherheit; Sicherung Abdach; Deckung; Schirmdach; Schutz; Vordach
beslistheid Bestimmtheit; Entschiedenheit; Entschlossenheit; Sicherheit Bestimmtheit; Entschlossenheit
beveiliging IT-Sicherheit; Protektion; Schutz; Sicherheit; Sicherung Schutzvorrichtung; Wächter
borg Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gewähr; Pfand; Sicherheit; Unterpfand
cautie Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gewähr; Pfand; Sicherheit; Unterpfand
feilloosheid Fleckenlosigkeit; Makellosigkeit; Sicherheit
garantie Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gewähr; Pfand; Sicherheit; Unterpfand Garantie; Garantieschein; gratis Kundendienst
gedecideerdheid Bestimmtheit; Entschiedenheit; Entschlossenheit; Sicherheit
gewisheid Garantie; Gewißheit; Pfand; Sicherheit
hechtheid Bestimmtheit; Beständigkeit; Festigkeit; Halt; Sicherheit; Solidität; Stabilisierung; Stabilität
onderpand Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gewähr; Kaution; Pfand; Sicherheit; Sicherheitsleistung; Unterpfand
onomstotelijkheid Beständigkeit; Dauerhaftigkeit; Festigkeit; Gewißheit; Hartnäckigkeit; Sicherheit; Stabilität; Stetigkeit; Unumstößlichkeit
onverbrekelijkheid Bestimmtheit; Beständigkeit; Dichte; Dichtigkeit; Festigkeit; Gewißheit; Sicherheit; Solidität; Stetigkeit; Unverbrüchlichkeit
onwankelbaarheid Beständigkeit; Dauerhaftigkeit; Festigkeit; Gewißheit; Hartnäckigkeit; Sicherheit; Stabilität; Stetigkeit; Unumstößlichkeit
onwrikbaarheid Beständigkeit; Dauerhaftigkeit; Festigkeit; Gewißheit; Hartnäckigkeit; Sicherheit; Stabilität; Stetigkeit; Unumstößlichkeit Hartnäckigkeit
pand Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gewähr; Pfand; Sicherheit; Unterpfand Aufbau; Bau; Baugelände; Bauland; Baustelle; Einsatz; Einsätze; Erbauung; Errichtung; Fläche; Gebiet; Gebilde; Gebäude; Grundstück; Haus; Häuser; Komplex; Konstruktion; Los; Partie; Parzelle; Pfand; Posten; Schoß; Struktur; Teil; Unterpfand
pertinentie Bestimmtheit; Entschiedenheit; Entschlossenheit; Sicherheit
protectie Beschützung; Geborgenheit; Protektion; Protrektion; Schutz; Sicherheit; Sicherung
securiteit Bürgschaft; Kaution; Pfand; Sicherheit; Sicherheitsleistung; Unterpfand
soliditeit Bestimmtheit; Beständigkeit; Festigkeit; Halt; Sicherheit; Solidität; Stabilisierung; Stabilität Beständigkeit; Solidität; Stetigkeit; Tüchtigkeit
stelligheid Bestimmtheit; Entschiedenheit; Entschlossenheit; Garantie; Gewißheit; Pfand; Sicherheit Bestimmtheit; Entschiedenheit; Entschlossenheit; Selbstgewißheit; Selbstsicherheit; Selbstvertrauen
stevigheid Bestimmtheit; Beständigkeit; Festigkeit; Halt; Sicherheit; Solidität; Stabilisierung; Stabilität Beständigkeit; Solidität; Stetigkeit; Stämmigkeit; Tüchtigkeit
vastberadenheid Bestimmtheit; Entschiedenheit; Entschlossenheit; Sicherheit Bestimmtheit; Entschiedenheit; Entschlossenheit; Selbstgewißheit; Selbstsicherheit; Selbstvertrauen
vastbeslotenheid Bestimmtheit; Entschiedenheit; Entschlossenheit; Sicherheit
vastheid Bestimmtheit; Beständigkeit; Festigkeit; Garantie; Gewißheit; Halt; Pfand; Sicherheit; Solidität; Stabilisierung; Stabilität Festigkeit
vastigheid Garantie; Gewißheit; Pfand; Sicherheit
veiligheid Protektion; Schutz; Sicherheit; Sicherung
waarborg Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gewähr; Pfand; Sicherheit; Unterpfand Garantie; Garantieschein; Gewähr; Marke; Siegel
waarborging Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gewähr; Pfand; Sicherheit; Unterpfand
waarborgsom Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gewähr; Kaution; Pfand; Sicherheit; Sicherheitsleistung; Unterpfand
zekerheid Garantie; Gewißheit; Pfand; Sicherheit Absolutheit; Bestimmtheit; Entschiedenheit; Entschlossenheit; Selbstgewißheit; Selbstsicherheit; Selbstvertrauen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Veiligheid Sicherheit

Synoniemen voor "Sicherheit":


Wiktionary: Sicherheit

Sicherheit
noun
  1. de genomen maatregelen die er zo goed mogelijk voor zorgen dat er niets verkeerds gebeurt
  2. een situatie waarin een bepaald gevaar niets kan aanrichten
Cross Translation:
FromToVia
• Sicherheit → zekerheid ↔ certainty — state of being certain
• Sicherheit → onderpand; pand ↔ collateral — security or guarantee
• Sicherheit → veiligheid ↔ security — condition of not being threatened
• Sicherheit → beveiliging ↔ security — something that secures
• Sicherheit → onderpand ↔ security — finance: property temporarily relinquished
• Sicherheit → veiligheid; zekerheid ↔ sécurité — confiance, tranquillité d’esprit qui résulter de l’opinion, bien ou mal fonder, qu’on n’a pas à craindre de danger.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0642 seconde
Page rendered in 1.0 seconds