Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Spazieren:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Spazieren (Duits) in het Nederlands

Spazieren:

Spazieren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Spazieren (Spaziergang; kleine Wanderung; Bummel)
    de wandeling; het ommetje; de wandeltocht; de kuier; de omloop; het loopje; het uitje; het tochtje
    • wandeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ommetje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • wandeltocht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kuier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • loopje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • uitje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tochtje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Spazieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kuier Bummel; Spazieren; Spaziergang; kleine Wanderung
loopje Bummel; Spazieren; Spaziergang; kleine Wanderung
omloop Bummel; Spazieren; Spaziergang; kleine Wanderung Kreislauf; Kreisläufe; Rundlauf; Umlauf; Zirkulation
ommetje Bummel; Spazieren; Spaziergang; kleine Wanderung
tochtje Bummel; Spazieren; Spaziergang; kleine Wanderung Ausflug; Exkursion; Fahrt; Gastspielreise; Lehrausflug; Reise; Route; Rundfahrt; Rundläufe; Rundreise; Schulausflug; Spazierfahrt; Spritzfahrt; Studienreise; Tagesausflug; Tagestour; Tour; lästige Arbeit
uitje Bummel; Spazieren; Spaziergang; kleine Wanderung Ausflug; Spazierfahrt; Spritzfahrt; Tour
wandeling Bummel; Spazieren; Spaziergang; kleine Wanderung
wandeltocht Bummel; Spazieren; Spaziergang; kleine Wanderung Fußwanderung