Spielzeit in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Spielzeit:
- speeltijd; tijd bestemd voor spelen; wedstrijdduur; speelduur; speelkwartier; speelseizoen; toneelseizoen; termijn; sluitingstermijn; tijdlimiet

Duits

Uitgebreide vertaling voor Spielzeit (Duits) in het Nederlands

die Spielzeit
de speeltijd; tijd bestemd voor spelen
- speeltijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- tijd bestemd voor spelen [znw.] zelfstandig naamwoord
die Spielzeit
wedstrijdduur; de speelduur
- wedstrijdduur [znw.] zelfstandig naamwoord
- speelduur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
die Spielzeit
het speelkwartier
- speelkwartier [het ~] zelfstandig naamwoord
die Spielzeit (Theatersaison)
speelseizoen; het toneelseizoen
- speelseizoen [znw.] zelfstandig naamwoord
- toneelseizoen [het ~] zelfstandig naamwoord
die Spielzeit (Einsendeschluß; Frist; Termin; Zeitraum; Zeitspanne; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Phase)
de termijn; sluitingstermijn; de tijdlimiet
- termijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- sluitingstermijn [znw.] zelfstandig naamwoord
- tijdlimiet [de ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sluitingstermijn	Einsendeschluß; Frist; Phase; Spielzeit; Termin; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Zeitraum; Zeitspanne
speelduur	Spielzeit	Spielzeit von einer CD
speelkwartier	Spielzeit
speelseizoen	Spielzeit; Theatersaison
speeltijd	Spielzeit
termijn	Einsendeschluß; Frist; Phase; Spielzeit; Termin; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Zeitraum; Zeitspanne	Abschnitt; Periode; Spanne; Termin; Zeitabschnitt; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenzeit
tijd bestemd voor spelen	Spielzeit
tijdlimiet	Einsendeschluß; Frist; Phase; Spielzeit; Termin; Zeitabschnitt; Zeitbestimmung; Zeitlimit; Zeitraum; Zeitspanne
toneelseizoen	Spielzeit; Theatersaison
wedstrijdduur	Spielzeit

Laufzeit; Spieldauer; Abstand; Intervall; Dauer; Frist; Periode; Phase; Spanne; Weile; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitabstand; Zeitdauer; Zeitdifferenz; Zeitintervall; Zeitlang; Zeitraum; Zeitspanne
Saison