Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Stapeln:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Stapeln (Duits) in het Nederlands

Stapeln:

Stapeln [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Stapeln (Aufstapeln)
    stapelen; ophopen
    • stapelen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • ophopen [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Stapeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ophopen Aufstapeln; Stapeln Anhäufen; Erhöhen
stapelen Aufstapeln; Stapeln
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ophopen hineinfressen; hinunterschlucken; verbeißen
stapelen anhäufen; aufhäufen; aufstapeln; häufen; sich häufen; stapeln