Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Vorausgehen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Vorausgehen (Duits) in het Nederlands

Vorausgehen:

Vorausgehen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Vorausgehen (Vorgehen; Leitung; Führung; Anführung; Spitze)
    voorgaan; de leiding; het aanvoeren; de aanvoering

Vertaal Matrix voor Vorausgehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoeren Anführung; Führung; Leitung; Spitze; Vorausgehen; Vorgehen
aanvoering Anführung; Führung; Leitung; Spitze; Vorausgehen; Vorgehen
leiding Anführung; Führung; Leitung; Spitze; Vorausgehen; Vorgehen Aktienkurs; Betriebsführung; Direktion; Geschäftsführung; Kabel; Kabelleitung; Kurs; Leitung; Notiz
voorgaan Anführung; Führung; Leitung; Spitze; Vorausgehen; Vorgehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoeren anführen; anordnen; aufs Tapet bringen; aufwerfen; befehlen; dirigieren; einbringen; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen; vorbringen; vorschlagen; zur Rede bringen; zur Sprache bringen