Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Zufuhr:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zufuhr (Duits) in het Nederlands

Zufuhr:

Zufuhr [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Zufuhr (Anfuhr)
    de aanvoer; de toevoer
    • aanvoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • toevoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zufuhr:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoer Anfuhr; Zufuhr
toevoer Anfuhr; Zufuhr

Synoniemen voor "Zufuhr":


Wiktionary: Zufuhr

Zufuhr
noun
  1. het aanbrengen
  2. het aangebrachte