Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. advisieren:


Duits

Uitgebreide vertaling voor advisieren (Duits) in het Nederlands

advisieren:

advisieren werkwoord (advisiere, advisierst, advisiert, advisierte, advisiertet, advisiert)

  1. advisieren (anpreisen)
    adviseren; aanprijzen
    • adviseren werkwoord (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • aanprijzen werkwoord (prijs aan, prijst aan, prees aan, prezen aan, aangeprezen)

Conjugations for advisieren:

Präsens
  1. advisiere
  2. advisierst
  3. advisiert
  4. advisieren
  5. advisiert
  6. advisieren
Imperfekt
  1. advisierte
  2. advisiertest
  3. advisierte
  4. advisierten
  5. advisiertet
  6. advisierten
Perfekt
  1. habe advisiert
  2. hast advisiert
  3. hat advisiert
  4. haben advisiert
  5. habt advisiert
  6. haben advisiert
1. Konjunktiv [1]
  1. advisiere
  2. advisierest
  3. advisiere
  4. advisieren
  5. advisieret
  6. advisieren
2. Konjunktiv
  1. advisierte
  2. advisiertest
  3. advisierte
  4. advisierten
  5. advisiertet
  6. advisierten
Futur 1
  1. werde advisieren
  2. wirst advisieren
  3. wird advisieren
  4. werden advisieren
  5. werdet advisieren
  6. werden advisieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde advisieren
  2. würdest advisieren
  3. würde advisieren
  4. würden advisieren
  5. würdet advisieren
  6. würden advisieren
Diverses
  1. advisier!
  2. advisiert!
  3. advisieren Sie!
  4. advisiert
  5. advisierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor advisieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanprijzen advisieren; anpreisen anempfelen; anpreisen; empfehlen
adviseren advisieren; anpreisen anregen; ausmachen; bestimmen; empfehlen; ermessen; konsultieren; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen