Duits

Uitgebreide vertaling voor anknöpfen (Duits) in het Nederlands

anknöpfen:

anknöpfen werkwoord (knöpfe an, knöpfst an, knöpft an, knöpfte an, knöpftet an, angknöpft)

  1. anknöpfen (verknoten; verbinden; knoten; festknöpfen; festknüpfen)
    verbinden; knopen; bevestigen; aan elkaar knopen
    • verbinden werkwoord (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
    • knopen werkwoord (knoop, knoopt, knoopte, knoopten, geknoopt)
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • aan elkaar knopen werkwoord (knoop aan elkaar, knoopt aan elkaar, knoopte aan elkaar, knoopten aan elkaar, aan elkaar geknoopt)
  2. anknöpfen
    aangaan; aanknopen
    • aangaan werkwoord (ga aan, gaat aan, ging aan, gingen aan, aangegaan)
    • aanknopen werkwoord (knoop aan, knoopt aan, knoopte aan, knoopten aan, aangeknoopt)
  3. anknöpfen (verknoten; anbinden; schnüren; )
    vastknopen; aan elkaar knopen; knopen; aan elkaar binden; strikken
    • vastknopen werkwoord (knoop vast, knoopt vast, knoopte vast, knoopten vast, vastgeknoopt)
    • aan elkaar knopen werkwoord (knoop aan elkaar, knoopt aan elkaar, knoopte aan elkaar, knoopten aan elkaar, aan elkaar geknoopt)
    • knopen werkwoord (knoop, knoopt, knoopte, knoopten, geknoopt)
    • aan elkaar binden werkwoord
    • strikken werkwoord (strik, strikt, strikte, strikten, gestrikt)

Conjugations for anknöpfen:

Präsens
  1. knöpfe an
  2. knöpfst an
  3. knöpft an
  4. knöpfen an
  5. knöpft an
  6. knöpfen an
Imperfekt
  1. knöpfte an
  2. knöpftest an
  3. knöpfte an
  4. knöpften an
  5. knöpftet an
  6. knöpften an
Perfekt
  1. habe angknöpft
  2. hast angknöpft
  3. hat angknöpft
  4. haben angknöpft
  5. habt angknöpft
  6. haben angknöpft
1. Konjunktiv [1]
  1. knöpfe an
  2. knöpfest an
  3. knöpfe an
  4. knöpfen an
  5. knöpfet an
  6. knöpfen an
2. Konjunktiv
  1. knöpfte an
  2. knöpftest an
  3. knöpfte an
  4. knöpften an
  5. knöpftet an
  6. knöpften an
Futur 1
  1. werde anknöpfen
  2. wirst anknöpfen
  3. wird anknöpfen
  4. werden anknöpfen
  5. werdet anknöpfen
  6. werden anknöpfen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde anknöpfen
  2. würdest anknöpfen
  3. würde anknöpfen
  4. würden anknöpfen
  5. würdet anknöpfen
  6. würden anknöpfen
Diverses
  1. knöpf an!
  2. knöpft an!
  3. knöpfen Sie an!
  4. angknöpft
  5. anknöpfend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor anknöpfen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangaan Betreffen
aanknopen Anknöpfen
knopen Knöpfe
verbinden verbinden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan elkaar binden anbinden; anknöpfen; befestigen; festknöpfen; festmachen; schnüren; verknoten; zusammenbinden schnüren; verknoten; zusammenbinden
aan elkaar knopen anbinden; anknöpfen; befestigen; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; knoten; schnüren; verbinden; verknoten; zusammenbinden
aangaan anknöpfen Belange haben; anfangen; angehen; antun; beginnen; berühren; betreffen; bewegen; erregen; gehen um; rühren; starten; treffen
aanknopen anknöpfen Gespräch anknöpfen; Zur Sprache bringen; anfangen; anschneiden; aufwerfen; beginnen; starten
bevestigen anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen; knoten; verbinden; verknoten anbinden; anheften; anketten; anlegen; befestigen; beglaubigen; beipflichten; bejahen; bekräftigen; besiegeln; bestätigen; dokumentieren; festbinden; festhaken; festhalten; festheften; festmachen; heften; klammern; verankern
knopen anbinden; anknöpfen; befestigen; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; knoten; schnüren; verbinden; verknoten; zusammenbinden den Mund verbieten; erpressen; knebeln; schnüren; verknoten; verknüpfen
strikken anbinden; anknöpfen; befestigen; festknöpfen; festmachen; schnüren; verknoten; zusammenbinden den Mund verbieten; erpressen; festbinden; festknüpfen; festmachen; festschnallen; ketten; knebeln; ködern; mit der Schlinge fangen; schnüren
vastknopen anbinden; anknöpfen; befestigen; festknöpfen; festmachen; schnüren; verknoten; zusammenbinden
verbinden anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen; knoten; verbinden; verknoten anbinden; aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; anketten; anlegen; befestigen; binden; dokumentieren; festbinden; festhalten; festmachen; fügen; heften; ketten; knüpfen; koppeln; kuppeln; schnüren; verankern; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknoten; verkuppeln; zusammenbinden; zusammenfügen; zusammenlegen

Verwante vertalingen van anknöpfen