Duits

Uitgebreide vertaling voor anspannen (Duits) in het Nederlands

anspannen:

anspannen werkwoord (spanne an, spannst an, spannt an, spannte an, spanntet an, angespannt)

  1. anspannen (beziehen; spannen; strecken; dehnen; aufziehen)
    spannen; opspannen
    • spannen werkwoord (span, spant, spande, spanden, gespannen)
    • opspannen werkwoord (span op, spant op, spande op, spanden op, opgespannen)
  2. anspannen (anstrengen)
    aanspannen; inspannen
    • aanspannen werkwoord (span aan, spant aan, spande aan, spanden aan, aangespannen)
    • inspannen werkwoord (span in, spant in, spande in, spanden in, ingespannen)
  3. anspannen (einspannen)
    voorspannen
    • voorspannen werkwoord (span voor, spant voor, spande voor, spanden voor, voorgespannen)
  4. anspannen (verklammern; strecken; spannen; )
    krammen; met een kram vastmaken

Conjugations for anspannen:

Präsens
  1. spanne an
  2. spannst an
  3. spannt an
  4. spannen an
  5. spannt an
  6. spannen an
Imperfekt
  1. spannte an
  2. spanntest an
  3. spannte an
  4. spannten an
  5. spanntet an
  6. spannten an
Perfekt
  1. habe angespannt
  2. hast angespannt
  3. hat angespannt
  4. haben angespannt
  5. habt angespannt
  6. haben angespannt
1. Konjunktiv [1]
  1. spanne an
  2. spannest an
  3. spanne an
  4. spannen an
  5. spannet an
  6. spannen an
2. Konjunktiv
  1. spannte an
  2. spanntest an
  3. spannte an
  4. spannten an
  5. spanntet an
  6. spannten an
Futur 1
  1. werde anspannen
  2. wirst anspannen
  3. wird anspannen
  4. werden anspannen
  5. werdet anspannen
  6. werden anspannen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde anspannen
  2. würdest anspannen
  3. würde anspannen
  4. würden anspannen
  5. würdet anspannen
  6. würden anspannen
Diverses
  1. spann an!
  2. spannt an!
  3. spannen Sie an!
  4. angespannt
  5. anspannend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor anspannen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spannen Gespänne; Paare
voorspannen Anspannen; Einspannen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanspannen anspannen; anstrengen
inspannen anspannen; anstrengen anschpannen; einspannen
krammen anspannen; aufziehen; dehnen; fortziehen; krampen; spannen; strecken; verklammern
met een kram vastmaken anspannen; aufziehen; dehnen; fortziehen; krampen; spannen; strecken; verklammern
opspannen anspannen; aufziehen; beziehen; dehnen; spannen; strecken
spannen anspannen; aufziehen; beziehen; dehnen; spannen; strecken
voorspannen anspannen; einspannen

Synoniemen voor "anspannen":

  • verspannen
  • krampfen; verkrampfen

Wiktionary: anspannen


Cross Translation:
FromToVia
anspannen spannen; bespannen; inspannen; tuigen; optuigen; voorspannen attelerattacher des bêtes de trait à une voiture, à une charrue, etc.
anspannen verbinden; zwachtelen; inzwachtelen; omzwachtelen; nauwer aanhalen; opwinden; spannen; strekken; uitrekken bander — (familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler.
anspannen nauwer aanhalen; opwinden; spannen; strekken; uitrekken raidirtendre ou étendre avec force ; rendre raide.
anspannen nauwer aanhalen; opwinden; spannen; strekken; uitrekken remonter — Traductions à trier suivant le sens
anspannen nauwer aanhalen; opwinden; spannen; strekken; uitrekken tendreétirer un fil, une corde, une surface; tirer une corde par plusieurs côtés pour la rendre raide ; étirer une peau.