Duits

Uitgebreide vertaling voor anspornen (Duits) in het Nederlands

anspornen:

anspornen werkwoord (sporne an, spornst an, spornt an, spornte an, sporntet an, angespornt)

  1. anspornen (anfeuern; anheizen)
    aanmoedigen; toejuichen; bezielen; aanvuren
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • toejuichen werkwoord (juich toe, juicht toe, juichte toe, juichten toe, toegejuicht)
    • bezielen werkwoord (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)
    • aanvuren werkwoord (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
  2. anspornen (ermutigen; motivieren; stimulieren; ermuntern; animieren)
    aansporen; aanjagen; opjutten; porren
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • aanjagen werkwoord (jaag aan, jaagt aan, joeg aan, joegen aan, aangejaagd)
    • opjutten werkwoord (jut op, jutte op, jutten op, opgejut)
    • porren werkwoord (por, port, porde, porden, gepord)
  3. anspornen (jemand motivieren; motivieren; anfeuern; )
    stimuleren; aanmoedigen; prikkelen; iemand motiveren
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • prikkelen werkwoord (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • iemand motiveren werkwoord
  4. anspornen (hetzen; hochtreiben; jagen; )
    jachten; ophitsen; voortjagen; opjagen; opdrijven
    • jachten werkwoord (jacht, jachtte, jachtten, gejacht)
    • ophitsen werkwoord (hits op, hitst op, hitste op, hitsten op, opgehitst)
    • voortjagen werkwoord (jaag voort, jaagt voort, joeg voort, joegen voort, voortgejaagd)
    • opjagen werkwoord (jaag op, jaagt op, jaagde op, jaagden op, opgejaagd)
    • opdrijven werkwoord (drijf op, drijft op, dreef op, dreven op, opgedreven)
  5. anspornen (prickeln; erregen; aufwinden; )
    opwinden; opwekken; prikkelen; stimuleren
    • opwinden werkwoord (wind op, windt op, wond op, wonden op, opgewonden)
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • prikkelen werkwoord (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
  6. anspornen (motivieren; unterstützen; ermutigen; )
    motiveren
    • motiveren werkwoord (motiveer, motiveert, motiveerde, motiveerden, gemotiveerd)

Conjugations for anspornen:

Präsens
  1. sporne an
  2. spornst an
  3. spornt an
  4. spornen an
  5. spornt an
  6. spornen an
Imperfekt
  1. spornte an
  2. sporntest an
  3. spornte an
  4. spornten an
  5. sporntet an
  6. spornten an
Perfekt
  1. habe angespornt
  2. hast angespornt
  3. hat angespornt
  4. haben angespornt
  5. habt angespornt
  6. haben angespornt
1. Konjunktiv [1]
  1. sporne an
  2. spornest an
  3. sporne an
  4. spornen an
  5. spornet an
  6. spornen an
2. Konjunktiv
  1. spornte an
  2. sporntest an
  3. spornte an
  4. spornten an
  5. sporntet an
  6. spornten an
Futur 1
  1. werde anspornen
  2. wirst anspornen
  3. wird anspornen
  4. werden anspornen
  5. werdet anspornen
  6. werden anspornen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde anspornen
  2. würdest anspornen
  3. würde anspornen
  4. würden anspornen
  5. würdet anspornen
  6. würden anspornen
Diverses
  1. sporn an!
  2. spornt an!
  3. spornen Sie an!
  4. angespornt
  5. anspornend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor anspornen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanjagen Anfeuern; Anspornen; Antreiben
aanmoedigen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen
aansporen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anspornung; Anstoßen; Antreiben
aanvuren Anfeuern; Anreizen; Antreiben; Ermutigen
ophitsen Anstiften; Anstiftung
opwekken Anstiften
porren Anstoßen; Anstöße
stimuleren Anbauen; Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen; Fördern; Kultivieren
toejuichen Anfeuern; Anreizen; Antreiben; Ermutigen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanjagen animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; motivieren; stimulieren
aanmoedigen anfeuern; anheizen; animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; jemand motivieren; motivieren; stimulieren aktivieren; anblasen; anfachen; anregen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; beleben; ermuntern; ermutigen; feiern; hervorrufen; jubeln; komplimentieren; neubeleben; schüren; unterstützen; wecken; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
aansporen animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; motivieren; stimulieren ankurbeln; anregen; antreiben; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; fördern; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen
aanvuren anfeuern; anheizen; anspornen anblasen; anfachen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jubeln; komplimentieren; schüren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
bezielen anfeuern; anheizen; anspornen aktivieren; anregen; begeistern; beleben; hervorrufen; inspirieren; neubeleben; wecken
iemand motiveren anfeuern; animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; jemand motivieren; motivieren; stimulieren
jachten anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwirbeln; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; jagen aufjagen; auftreiben; beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; rasen; sich beeilen; sputen; wetzen
motiveren anfeuern; anspornen; antreiben; aufmuntern; ermuntern; ermutigen; motivieren; unterstützen
opdrijven anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwirbeln; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; jagen antreiben; auftreiben; erhöhen; hochtreiben; in die Höhe treiben; wegtreiben
ophitsen anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwirbeln; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; jagen anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufpeitschen; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; aufwiegeln; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen
opjagen anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwirbeln; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; jagen eilen; hasten; hetzen; wetzen
opjutten animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; motivieren; stimulieren anspitzen; aufhetzen; aufpeitschen; aufputschen; aufstacheln; aufwiegeln
opwekken anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren aktivieren; ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; beleben; ermuntern; ermutigen; hervorrufen; neu beleben; neubeleben; reanimieren; reizen; stimulieren; verbessern; wecken; zusprechen
opwinden anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren aufwickeln; aufwinden
porren animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; motivieren; stimulieren anstoßen; aufrütteln; schieben; stoßen; stupsen
prikkelen anfeuern; animieren; anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; jemand motivieren; kitzeln; knuddeln; kosen; motivieren; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen
stimuleren anfeuern; animieren; anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; jemand motivieren; kitzeln; knuddeln; kosen; motivieren; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren aktivieren; anblasen; anfachen; ankurbeln; anregen; anschüren; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; bejauchzen; beleben; ermuntern; ermutigen; feiern; fördern; hervorrufen; jubeln; komplimentieren; neubeleben; reizen; schüren; stimulieren; verbessern; wecken; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
toejuichen anfeuern; anheizen; anspornen bejauchzen; bejubeln; feiern; jubeln; komplimentieren; zujauchzen; zujubeln
voortjagen anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwirbeln; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; jagen antreiben; auftreiben; wegtreiben

Synoniemen voor "anspornen":


Wiktionary: anspornen

anspornen
verb
  1. opwekken

Cross Translation:
FromToVia
anspornen aanmoedigen prod — encourage
anspornen aansporen; aanmoedigen; bewegen spur — to urge or encourage to action, or to a more vigorous pursuit of an object; to incite; to stimulate; to instigate; to impel; to drive
anspornen aansporen urge — to press the mind or will of
anspornen de sporen geven; prikkelen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; opwekken; zwepen inciterpousser, déterminer à faire quelque chose.

Verwante vertalingen van anspornen